ROST VAN TONNINGEN EN INDIË
In een brief aan Forum, VPRO Gids # 36, 2012, schreef De heer G.R. Gout over ‘de vermoedelijke oorlogsmisdaden’ gepleegd door Nederlandse militairen, na de door Soekarno op 17 augustus 1945 uitgeroepen Republiek Indonesië (voorheen Nederlands-Indië). Alsof Hueting, destijds inlichtingenofficier in Nederlandse dienst, onzin heeft verkocht over de oorlogsmisdaden door Nederlandse militairen. Hij, Hueting, gaf zelf opdracht om gevangen genomen Indonesiërs op gruwelijke wijze te martelen en zo informatie uit ze te krijgen.
Gout is een ex-Jappenkampkind, zegt hij. Misschien komt het daardoor dat hij niet goed op de hoogte is van hoe de vork destijds in de steel zat.
Geallieerde militairen landden in Indonesië en tegen hen richtte de strijd van de Indonesiërs zich aanvankelijk. Een van hun strijdliederen begon met “Awaslah Ingris dan Amerika!” waarmee de Indonesiërs voor de Engelsen en Amerikanen werden gewaarschuwd en tegelijkertijd aangemoedigd om strijd tegen ze te voeren. Want het lied gaat verder met: “Antjoerkenlah, moesoeh kita! Itoelah Ingris dan Amerika!” (Vermorzel onze vijanden! Engeland en Amerika!). Nederland werd niet genoemd.
Nederland weigerde de Republiek Indonesië te erkennen. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, de laatste gouverneurgeneraal van het voormalige Nederlands-Indië (want met de overgave aan Japan bestond er geen Nederlands-Indië meer), riep, zo gaat het gerucht, en bij wijze van spreken met zijn ‘Jappenkamp’-kleren nog aan: “In geen honderd jaar!”. Hij kwam echter al spoedig tot inkeer en meende dat met de soevereiniteitsoverdracht het nieuwe gezag in Indonesië volledig en ‘zonder nevenoogmerken’ moest worden aanvaard. Itoe dia!
“In geen honderd jaar!”, van wie ook afkomstig, had inmiddels kwaad bloed gezet bij de Indonesiërs en al gauw brak de Bersiap uit, waarbij de fanatiekelingen, gezien de zwakke positie van Soekarno door de weigering van Nederland om de Republiek te erkennen, hun kans schoon zagen en al snel moordend te keer gingen: voornamelijk tegen Chinezen, tegen Nederlanders van vooral Indo afkomst en, niet zelden, tegen de eigen bevolking. Soekarno liet beschermkampen inrichten om te voorkomen dat er alsmaar meer slachtoffers zouden vallen. Helaas met weinig succes.
Maar het begin van dat alles speelde zich al af toen Nederland nog bezig was haar schepen vol te laden met militairen, waaronder ex-oostfrontstrijders, om in Indië tegen de Japanners te gaan vechten en de Nederlanders uit de Japanse kampen te bevrijden. Japan capituleerde echter nog vóór deze schepen maar in de buurt van de oude kolonie waren. De geallieerden hadden eerder al de Japanners opgedragen om de status quo van dat moment in het voormalige Indië, te handhaven. Voor zover niet door eigen internering in de kazernes, werden de Japanners van bewakers ineens beschermers van hun geïnterneerden. Hier en daar voerden de Japanners zelfs rechtstreeks oorlog tegen de Indonesiërs. De door hun Europese vaders erkende Indo’s, zo’n plusminus 200.000, die buiten de Japanse kampen hadden verbleven, hadden geen enkele bescherming. Ook de niet erkende Indo’s (zo’n zes zeven miljoen volgens de socioloog Prof. W.F. Wertheim) die al langer in de Indonesische samenleving waren opgegaan, vielen soms ten prooi aan de gewelddadigheden gedurende de Bersiapperiode.
Onlangs verscheen Niemandsland van Ebbe Rost van Tonningen, de zoon van de bekende foute ouders. Ik ken het boek niet, maar op TV hekelde Ebbe Rost van Tonningen het feit dat men in Holland geneigd is de Rost van Tonningens met de vinger te wijzen, maar de misdaden van Nederlanders in het voormalige Indië te ontkennen of met de mantel der liefde te bedekken. Het is nogal gewaagd van Ebbe om het over die zaken te hebben, want de Indiëgeschiedenis van zijn eigen grootvader liegt er niet om. De KNILcommandant Marinus Bernardus Rost van Tonningen onderscheidde zich meermalen eervol vanwege zijn aandeel in o.m. de gruwelijke Atjeh-, Lombok-, en Bali-oorlog, waarbij het vermoorden van vrouwen en kinderen tot het Nederlandse militaire handwerk behoorde.
Uit de verhalen van de Nederlandse militairen over hún oorlogsmisdaden vóór-, tijdens en na de Politionele Acties, blijkt vaak dat die (soms begrijpelijk) uit wraak plaatsvonden daar de Indonesische vrijheidsstrijders niet zelden de lijken van hun Nederlandse tegenstanders zwaar verminkten. Echter werden de Nederlandse oorlogsmisdaden ook gepleegd uit minachting voor de inlanders. Een van de Nederlandse militairen van toen, vertelde ‘ns hoe hij en zijn kameraden op de vlucht geslagen Indonesiërs ‘voor de lol’ beschoten waarbij ze vooral op hun billen mikten.
D.W. Beerling (buitenkamp-Indo), Amsterdam, 5-9-2012/10-10-2012
