Hollandse zaken

Posted in Artikelen & Actueel Nieuws

HOLLANDSE ZAKEN, Dane Beerling, Amsterdam, 19 juli 2012

Woensdag, 18 juli jl. werden we weer vergast op het programma Hollandse zaken. Ook nu was de gespreksleider Cees Grimbergen. Bij hem heb ik altijd het gevoel alsof het vroegere Waterlooplein nog immer bestaat en hij een van de kooplieden is die er z’n tweedehandsspullen probeert te slijten. Tussen alle andere handelaren zou hij wel zijn opgevallen, niet in het minst vanwege zijn Haags accent, en daarom, maar ook door zijn manier van handelen, zou hij voorwerp zijn geweest van plagerijen van de kant van het publiek. Want Amsterdammers immers?

Waar ging het over deze keer in Hollandse zaken? Over excessen van ‘onze jongens’, ook ‘Indiëgangers’ genoemd, die in de Republiek Indonesië door hen zouden zijn gepleegd. Met uitzondering van de eregast van de avond, psycholoog Joop E. Hueting, die het had over de misdragingen van hemzelf en zijn medesoldaten tijdens de zogenaamde politionele acties in Nederlands-Indië, was ontkenning het kenmerk van de avond. Een ander kenmerk was het vooral wijzen naar de gruweldaden die de Indonésiërs toen pleegden. Die zíjn ook door hen gepleegd.
In het publiek zat ook Pia van der Molen, dochter van een OVW’er (Oorlogsvrijwilliger-Indiëganger), die vertelde dat ze een paar jaar onderzoek had gedaan naar de periode Bersiap, die uitbrak een korte tijd na de uitroeping van de Republiek Indonesië (17 augustus 1945). Een zeer gewelddadige periode waarin vooral Chinezen en Indo-Europeanen het slachtoffer waren: die werden letterlijk afgeslacht (het vreselijke, in Indonesië vaker gebruikelijke, tjintjang/cincang = in stukken hakken). Ook onderling gingen de Indonesiërs op misdadige wijze tekeer.

Pia van der Molen heeft van haar onderzoek de documentaire “Archief van Tranen” gemaakt die op 12 en 19 augustus bij Omroep Max op TV wordt vertoond. In Hollandse zaken vertelde Van der Molen niet dat in die Bersiaptijd nogal wat Indo-Europeanen, bijvoorbeeld die in het Bataviase, zich evenmin onbetuigd lieten en de gewelddadige Indonesiërs met gelijke munt betaalden. Zij, die Indo-Europeanen, waren in de minderheid en was tenslotte vluchten naar veiliger oorden de enige optie voor hen.

Het is een detail hoor, maar wat mij ook hinderde in het betoog van Van der Molen was, dat ze het had over de Bèrsiap terwijl dat Bersíap moet zijn. Ook anderen deden dat en bijgevolg ook Grimbergen. Als ie dat al kon, zou hij toch niet aan het corrigeren zijn geslagen, want dat doe je als koopman je klanten niet aan. Verder verhaspelde de documentairemaakster de benamingen de Indonesische Vrijheidsstrijders nogal eens met Pemuda’s, waarbij ze bij Vrijheidsstrijders aanhalingstekens in de lucht maakte. Dat onder de moordenaars ook Indonesische Vrijheidsstrijders zaten, is niet onwaarschijnlijk. Pemuda’s (jongeren) waren er zeker in groten getale bij. Verder trokken er ook allerlei benden moordend rond in die voor iederéén chaotische tijd. Misschien is de documentaire toch nog op z’n pootjes terechtgekomen. Garantie daarvoor biedt de historicus Dr. H. Th. Bussemaker die haar van advies heeft gediend. Bussemaker heeft heel veel weet van wat zich in de Bersiapperiode heeft afgespeeld, u leze daarover zijn boek De Bersiap en/of het uitgebreide artikel daarover op onze site www.tjaberawit.nl.

In Hollandse zaken werd met geen woord vermeld wat de belangrijkste oorzaak was van het uitbreken van de Bersiapperiode, nl. het niet erkennen van de pas uitgeroepen republiek. Als Nederland de Republiek Indonesië direct na 17 augustus 1945 had erkend, en bovendien onmiddellijk hulp had geboden om die Republiek te helpen opbouwen, zou er nooit sprake zijn geweest van “de Bersiapperiode” waarbij duizenden doden zijn gevallen, en had Nederland geen oorlogen met de Republiek Indonesië hebben hoeven voeren. Oorlogen die verdoezelend Politionele Acties werden genoemd, een ervan met de veelbetekenende naam “Operatie Product”.
Het fenomeen “Spijtoptant” zou eveneens onbekend zijn gebleven. (“Spijtoptanten” waren zij, in de meeste gevallen Indo-Europeanen, die na de overdracht van Indonesië aan de Indonesiërs, voor het Indonesische Staatsburgerschap hadden gekozen, maar als gevolg van de slechte verhoudingen tussen Nederland en Indonesië, daar spijt van kregen en alsnog naar Nederland probeerden te komen. Vooral het behoud van Nieuw-Guinea voor Nederland, was een twistpunt tussen Nederland en Indonesië. Dat leidde tenslotte opnieuw tot een oorlog tussen hen. De Indo-Europese staatsburgers van Indonesië [Warga Negara’s] waren daar onmiddellijk het slachtoffer van).
John F. Kennedy, de Amerikaanse president van destijds, vroeg zich af waarom Nederland zo bezitterig deed over Nieuw-Guinea: “Why do you want to stick to that island. Is it because of the raw materials? Or a homeland for European Asians?” (Te vinden in “Ons laatste oorlogje : Nieuw-Guinea: de Pax Neerlandica, de diplomatieke kruistocht en de vervlogen droom van een Papoea-natie”, 1984, van John Jansen van Galen).
De Nieuw-Guinea oorlog was voor Harry Mulisch de inspiratie voor zijn mooie boekje Het stenen bruidsbed (1959).
Rudy Kousbroek van o.m. Het Oostindisch kampsyndroom (Meulenhof Editie 714 / ISBN 9029018917 / CIP / NUGI 300), noemde Indië “een geschiedenis van gemiste kansen”.

Laat ik tot besluit de eregast van Hollandse zaken Hueting citeren: “We hadden daar helemaal niet mogen zijn.”

P.S.: Alvorens deze bijdrage op mijn site www.tjaberawit.nl te plaatsen, heb ik hem voorgelegd aan de eerder genoemde historicus Herman Bussemaker, mogelijk dat hij daarover een en ander kwijt wil.

Dr. H. Th. Bussemaker: “Van mij mag je jouw bijdrage gewoon op tjaberawit.nl plaatsen, inclusief de laatste alinea. Ik laat het aan jou over of je de essentie van mijn opmerkingen daarin als mijn reactie wil weergeven of niet.”
Beste Herman, jouw essentie kan ik het beste weergeven door de volgende passage uit jouw email te citeren:
“Zelf ben ik van mening dat het accent in de media wel heel erg ligt op de oorlogsmisdaden aan Nederlandse kant, terwijl niemand hier in Nederland weet wat de Indo’s hebben moeten doorstaan tijdens de Bersiap. En oorlogsmisdaden zijn door beide partijen gepleegd! Ik heb ergens gelezen, dat 4 % van de Nederlandse bevolking crimineel of sadistisch is. Als je dat loslaat op de 120.000 militairen die we in Indië hadden, kom je op zo’n 4800 potentiële oorlogsmisdadigers. De rest heeft zich keurig gedragen, en weet van niets, maar voelt zich wel aangevallen in de publieke opinie. Dus die ontkenningsreactie is wel logisch. Overigens heb ik tijdens mijn research voor mijn boek over de Bersiap in een Indonesisch boek gevonden, dat de TNI over het algemeen vooral de KL-dienstplichtigen erg naïef vond. De KL werd door hun dan ook aangeduid als het “Tentara Soesoe”*. Voor de KNIL-militairen waren zij veel banger!
Met vriendelijke groeten, Herman Bussemaker.”
—————-
*Tentara Soesoe = te vertalen met een leger van melkmuilen/onervaren jongemannen (D.B.).