REACTIES OP
TJABE RAWIT
Eerste e-mail van mevrouw G. Bruckel-Lang.
Hi Tjabe Rawit, wij wonen in Canada, en ik heb een boekje uit over “Tempo Dulu”, over de Pasar Malam die niet is opgericht door
schrijver Tjalie Robinson maar door de bekende mevrouw Mary Bruckel Beiten. Bewijzen daarvoor zijn: media uittreksels, rapporten,
brieven uit the 50th en 60th. Dit boekje bevat gegarandeerd de waarheid met zelfs een stempel in de naam van de Koningin der
Nederlanden februari 2010. Niet velen willen dit geloven, voornamelijk omdat een vrouw het initiatief voor de Pasar Malam nam.
Boekje verkrijgbaar door mij te e-mailen: <wimbruck@telus.net>
Geraldine Bruckel-Lang
Tweede e-mail van mevrouw G. Bruckel-Lang.
Bedankt Tjabe Rawit, voor het adverteren van “Tempo Dulu” (over het begin van de integratie in Nederland en het organiseren en
vestigen van de eerste Hollandse Pasar Malam door Mary Bruckel-Beiten in de Haagse Dierentuin met alle medewerkers van de
Vereniging Indische Nederlanders). Dit boekje word al aardig verkocht in Canada en USA door Indische mensen die de ware
geschiedenis willen weten.
Het boekje kost 10.- Canadese dollars + postkost, dus voor Nederland 15 Euro inclusief portokosten. Boekje verkrijgbaar door
mij te e-mailen: <wimbruck@telus.net>
Beste groet van Geraldine Bruckel-Lang
——————
Reactie per email (ook geplaatst op onze blog
www.derodelombok.nl) van P. v.d. Broek op ons artikeltje INDO GO HOME!
“Zie Indisch4Ever
Maar wat braakt Tjabe Rawit uit:….”De PVV is een niet democratische partij maar een niet democratische bewéging, daarmee heeft de PVV, en hebben dus ook haar kiezers (1,5 miljoen of zo), de democratische rechten verspeeld. De PVV zou
eigenlijk verboden moeten worden om een vinger in de Nederlandse politieke pap te hebben……..Ik zou PVV vervangen in NSB.
En aan het eind van het artikel wordt het boek “De terugkeer van het Fascisme” gepropageerd en daar heeft Tjabe gezien hetgeen hijzelf geschreven heeft, meer dan 150% gelijk in, het is anti-democratisch wat U schrijft, het wordt een selffullfilling
prophecy… Eigentor Tjabé, daar krijg ik een verticale depressie van.
Peter van den Broek.”
………..
Dane Beerling: In De Volkskrant van 13 november 2010 reageert Frits Bolkestein op Rob Riemens ideeën over het fascisme en de relatie met de PVV van Wilders. Van een man van het kaliber van Bolkestein had ik een doorwrocht stuk verwacht, maar hij heeft zich er met een Jantje van Leien van afgemaakt. Mijn indruk is dat hij gewoon heeft ge-Googled of bij Wikipedia heeft rondgeneusd en heeft volstaan met het overnemen van de begingegevens van de vele sites over (de geschiedenis van) het fascisme. Niet zo gek dat in De Volkskrant van 16 november 2010 Han Warmelink o.m. constateert dat Bolkesteins argumenten ‘mager’ zijn, om vervolgens wél met argumenten te komen waaróm. Ik raad u aan om Warmelinks reactie te lezen. U komt daarin o.m. het volgende tegen: ‘Tal van aspecten van het fascisme komen pregnant terug in de ideologie, samenstelling en presentatie van de PVV: de organische sociale ordening, het autoriteitsprincipe, de politiek van de daad, de afkeer van gevestigde politieke partijen (…), extreem nationalisme, (…), het verkiezen van de intuïtie boven de rede. Wie de overeenkomsten niet herkent, is ziende blind en horende doof.’
Lees ook Bolkesteins stukje, hoe saai en, volgens Warmelink, ‘tamelijk onbeduidend, maar zelfs een tikje onbenullig’ ook.
Hieronder het boek waar het om gaat: De eeuwige terugkeer van het fascisme door
Rob Riemen. .

Nu in de boekhandel
De eeuwige terugkeer van het fascisme
Uitgeverij Atlas – € 9,95 – ISBN 978 90 4501 8560
———————
Ik bezocht uw website (Tjabe Rawit). Ik vind de informatie op de website zeer goed. In Indonesië zijn er vele “Indo” personen. Ze zijn zeer succesvol in de Indonesische populaire cultuur (popmuziek en film). Maar er zijn geen informatie over de Indo-Europese cultuur in Nederland. Bedankt voor het delen van de informatie in uw website. Het spijt me mijn Nederlandse taal is erg slecht. Uw vriend in Jakarta,
Ben Haryo
———————
Enkele recente reacties op verkiezing(s uitslag) op Twitter:
Verkiezingen: drammende taal wint.
PVV boodschap van hoop en optimisme? Joh. Ik dacht angst en haat. Had ik toch iets anders moeten stemmen … Wie de SGP serieus als mogelijke coalitiepartner noemt, is politiek nooit meer serieus te nemen.
En Email reactie op artikel Schaamte om PVV stem
Geachte heer Rawit,
Geweldig geschreven artikel op uw website!
Ten overstaan van de gehele wereld staan wij Nederlanders nu even vreselijk voor gek.
Dan te bedenken dat de grootste Vildersaanhang van het CDA afkomt…..
In m’n angstdroom zie ik hem als vicepremier geweigerd worden president Obama te
ontmoeten,uit vrees dat de peroxideman hem uit de states zou verjagen!
En dat net voor de WK!!!
Ik hád er zó’n zin in,maar ik kan u verzekeren dat dhr. W. mij de lol heeft ontnomen…
Voor het eerst schaam ik me dood ten overstaan van de wereld voor deze ongelofelijke kortzichtigheid….
Met vriendelijke groet.
Ron Oorthuysen
Reactie op de pagina Indië en Amsterdamse School:
Een bijzonder interessant artikel, maar hou het toch tijdloos, geen politiek statement.
Is niet nodig en dus overbodig, leidt af. Verder chapeau. Frans Boshoff.
Redactie: We hebben hier en daar enigszins aan uw wensen voldaan.
Reactie op optreden Dane Beerling op 24 mei j.l. op de Pasar Malam Besar.
Hallo Dane,
Ik ben 24 mei voor jou naar de Pasar Malam Besar gegaan,ik heb me rotgelachen.
Het was de mooiste Pasar Malam.
Mijn vrouw zegt dat ik nooit zo vrolijk thuisgekomen ben.
Nog bedankt
Cor*
* C. Metzemakers
REACTIES OP LEZING “INDISCH”
Het door ons plaatsen van reacties betekent niet dat we het er mee eens zijn, maar het hoeft ook niet het tegendeel te betekenen. Hoe dan ook zijn we dol op reacties!
Ik Indo (2)
Dat Indisch en Indo niet identiek zijn en verschillende ladingen dekken doet niets af aan de praktijk van alledag waarin Indo en Indisch weliswaar achterhaald door wetenschappelijke definities nog die zienswijze reflecteert. Dat de Indo bestaat wordt vanuit mijn verhaal niet betwijfeld integendeel het gaat over Indo’s. Indo’s die vanuit hun individuele achtergronden hun identiteit en imago aan het begrip Indo geven. De verschillende typen die de revue passeren hebben allemaal een ander idee over die
identiteit en zelfs over het imago daaraan verbonden. Het zijn die gesprekken die individuele getuigenissen van dat ‘eigene’ die uiteindelijk het grote verhaal moeten vormen.
Voor mijn part een antropologisch verhaal.
Natuurlijk heb je de maatschappelijke, culturele en geschiedkundige variabelen die hun invloed in dat ‘eigene’ hebben.
‘Heb je wel eens met die jonge Indo’s gesproken’, was de vraag van E, een kennis van me, ook een Indo. ‘Wat willen ze toch? Ze zijn Indo en ze zijn er trots op! Waarop? Ze weten niks van de hele geschiedenis!’.
Het klopte gedeeltelijk. Ik kende wel een paar jonge Indo’s, pubers nog die zich hadden aangesloten bij een vereniging van Indische mensen. “We zien er anders uit dan de totoks zeggen ze en dan noemen ze ons allochtonen of Marokkanen.”
‘Ja nou en. Wat zeggen jullie dan?, vroeg ik ze. Ik moet u hier wel eerlijk bekennen dat ik een enkele jonge Indo inderdaad hield voor een derde generatie Marokkaan.
‘Wij zijn Indo’s zeggen we dan’, was het antwoord. Deze uitspraak wordt dan soms onderstreept door emblemen met symbolen uit Indonesië. Of door hard ‘Gilah’ tegen elkaar te roepen als ze als groep worden bekeken. Het kietelt mijn lachspieren als ik ze zo bezig zie terwijl ik heel goed besef dat iedereen een identiteit nodig heeft.
E, mijn kennis, wilde wel kwijt dat hij door de jongeren was bedreigd omdat hij een betoog had gehouden over de Indonesische vrijheidsstrijders. Wat is dan dat eigene in Indo, dat wat die identiteit maakt bij deze jongeren? Ze weten inderdaad van niets en luisteren naar oude Indo-rock.
Ik weet niet hoe groot de groep jongeren is die deze identiteitsperikelen doormaakt. Kan er zelfs niet naar raden. Daarnaast zie ik ook de jonge mensen tot dertig jaar die een hele week Brabander, Fries , Limburger of wat dan ook zijn en die in het
weekend ‘Indische dingen doen’: de weekend-Indo?
Het zijn Indo’s, net als ik en dat is een feit waarover geen discussie gevoerd hoeft te worden.
Het intrigerende is dat we ons identificeren met verschillende zaken die eigen kunnen zijn aan het Indo-zijn.
Zou de oudere man waaraan ik in mijn eerste stuk refereer en die zei ‘ach je bent geen echte Indo want je kent het Oude Indië niet’ zich ook afgevraagd hebben waarmee ik me identificeer. Zou hij dezelfde vraag hebben gehad als mijn kennis E: ’Hij weet van niks, hoe kan hij zich Indo noemen?’.
Hoe belangrijk is die Indo-identiteit voor jonge mensen in de samenleving waarin we nu leven. Hoe belangrijk is Indo als identiteit?
Door introspectie kijk je naar je eigen ervaringen, opgroeiend in een samenleving waar je ‘anders’ was. Je behoorde tot die groep die ‘anders’ was. Ik vermoed dat het niet de antropologische kaders zijn die een beter inzicht daarin geven. Het gaat om een deel van jouw inhoud dat jij op een bepaalde manier uitdraagt. Datgene wat jij vanuit je persoonlijke bagage uitdraagt kan bij anderen dan aanleiding zijn om je Indo te noemen.
Frank Zitter.
Commentaar op Ik Indo 2.
Het wordt een herhaling van door mij al veel eerder en vaker geëntameerde zaken. Bijvoorbeeld in mijn blad Tjabé Rawit (1992-1997) en Tjabé Rawit Spésial (vanaf 1998). Ik hield er openbare lezingen over. Op mijn website www.tjaberawit.com staan die dingen ook nog wel eens.
Ik haalde er soms Prof. Dr. W.F. Wertheim antropoloog bij die o.m. over de eerst steeds geweigerde en later toch aan Indo’s ginds gegeven jobs zei: ‘Die functies gaven de groep van Indo-Europeanen zijn eigenlijke karakter, los van de biologische bepaaldheid.’
Trots op het Indo zijn. Inderdaad, ik stelde vele malen de vraag: waaróp precies ben je dan trots? Maar een antwoord daarop heb ik nooit gekregen. Ook nu niet. Ik ben er trots op een Indo te zijn, is niet eens vrijblijvend, het is irritant en bovendien anti anderen. Evenals “black is beautiful” en “white is better” bijvoorbeeld. Juist de Indo’s zouden dat moeten weten.
Indo’s keken op de ‘Inlanders’ en ook op hun eigen bangsa neer. Dat vaststellen zonder na te gaan waarom dat was, is wel heel erg gemakkelijk. Hollanders keken op iedereen neer die niet wit was. ‘Inlanders’ discrimineerden elkaar onderling ook. (Gekerstende) ‘Ambonezen’ keken op ‘Inlanders’ neer en andersom gebeurde dat eveneens. Javanen waren bij de andere inheemsen niet geliefd. Arabieren waren ‘onbetrouwbaar’, ‘Bombayers’ weer ‘verrekte arrogant’, ‘kurang ajar’. In de ogen van Indonesiërs (o.m. in die van Ananta Toer), waren Indo’s de handlangers van de Belanda’s (gemengdbloedige handlangers waren een typisch koloniaal verschijnsel). Indo’s vormden knokploegen en joegen Indonesische bijeenkomsten van Islamitische origine met geweld uiteen. Maar ook a-politieke emanciperende samengroepende lieden werden niet met rust gelaten. Wahduh!
Je deed wat, ije, voor je bestaan dat je letterlijk aan de Hollanders te danken had. Zij leerden je te vervreemden van de ‘inlanders’, wat een zeer effectief gif is gebleken.
In de Bersiaptijd bevochten (jonge) Indo’s de hen aanvallende Pemuda’s (en anderen die zeker géén vrijheidsstrijders waren). Niet helemaal ten onrechte meenden Indo’s dat ze héél veel te verliezen hadden als Indië Indonesië zou worden. Later, toen Nederland voluit in oorlog was met de jonge Republiek Indonesia, Politionele Acties genoemd, de tweede met de codenaam “Product”, dachten Indo’s, maar ook toen zeker niet alle, dat alles sal regkom.
Behoudens enkele uitzonderingen, waren en zijn Indo’s uit Indië er niet blij mee als je Soekarno een vrijheidsstrijder noemt. Maar er zijn ook talloze uit Indië en uit Holland stammende Hóllanders, die daar de pest over in kregen en nog krijgen. Poncke Princen was een verrader en kon niet meer naar zijn geboorteland Holland, zelfs niet voor een familievisite’tje, zonder gevaar te lopen door zijn vroegere companen, Hollanders en Indo’s, met hun ‘uit de kast gehaalde spuit’ te worden afgemaakt.
Met sommige jongere generatie Indo’s, waaronder beeldend kunstenaars, heb ik enkele jaren (vanaf 1992) in woord en beeld gecorrespondeerd met als thema “Indisch zijn en landschap”.
Het waren de jongeren die al snel afhaakten.
Met andere jonge Indo’s heb ik van tijd tot tijd contact. Ook dat houdt niet over, moet ik helaas zeggen.
Het had niet zoveel om het lijf hoor, maar mag ik tot slot nog kwijt dat ik in 1947 – nog geen veertien jaar oud -, op de Elandsgracht in Amsterdam pamfletten mee hielp uitdelen tegen het zenden van Nederlandse militairen naar ‘Indië’? Dat was toen allerminst salonfähig. Bedreigd werd ik toen niet, uitgescholden wel. Ik was nog ‘te nat achter de oren’. Maar ik wist redelijk goed waar ik mee bezig was. De over-en-weer gepleegde gruwelen in Indië, spoedig na de uitroeping van de Indonesische Republiek, en voor mij tot juli 1947, stonden (en staan) op mijn netvlies geëtst en in mijn geheugen gegrift.
Dane Beerling.
Hieronder de eerste bijdrage van Frank Zitter
Ik Indo door Frank Zitter.
Interessant al die meningen van Indo’s en niet Indo’s over wie wel of niet Indo is. De meesten maken zelf deel uit van de verzameling die men Indo’s noemt. Let wel, men rekent zichzelf tot die verzameling. Om die reden denk ik dat je eigenlijk bij het vaststellen van de criteria voor die verzameling naar jezelf aan het kijken bent.
Ik ben geboren in het Indonesië van 1950. Dat is al één punt binnen! Of niet?
‘Nee, ik ben in Nederland geboren maar ik ben ook een Indo’, zegt het jongetje op mijn galerij die hier in Nederland is geboren uit een totok en een vrouw die in Indonesië is geboren.
Okee, ik ben geboren uit twee gemengdbloedige ouders en dat is toch zeker een punt waarmee ik scoor! Of niet?
‘Nee, je hebt het Oude Indië niet meegemaakt, die cultuur niet geleefd, geproefd’, zegt een man van in de zeventig die gemengdbloedig is en kleurrijke verhalen vertelt over zijn jeugd in ‘Indië’.
Prima. Ik hou van Indisch eten en koken, van de aparte sfeer als Indo’s bij elkaar zijn, van petjokkig praten met Indovrienden/vriendinnen.
– Ik schrijf expres ‘petjokkig’ omdat het niet voortkomt uit een gedegen kennis van petjok – .
Kom nou mensen. Al die dingen bij elkaar daar moet ik toch mee scoren, dat maakt me toch Indo! Of niet?
‘Nee, je bent net een belanda. Je bent zo direct, zo lomp soms en gierig. Ik vraag jou die vijftig pop te leen en ik krijg niet.
Je zegt gewoon: ‘nee’. Dat is geen respect voor ouderen’, zegt een oude Indische mevrouw’.
Okee, geintje. Maar ik hou inderdaad niet van valse bescheidenheid, kan goed met geld omgaan en ben vrij direct in mijn verbale gedrag naar anderen.
‘Je bent al meer Nederlander dan Indo’, wordt me verweten.
Toch moeilijk om te plaatsen want als ik me soms de verhalen herinner over hoe ook Indo’s vroeger in Indonesië omgingen met bedienend personeel dan krom ik mijn tenen. Daar pasten toch heel vaak de stempels ‘lomp, bot en ongevoelig’ bij.
Natuurlijk niet alle Indo’s maar genoeg om er toch even bij stil te staan.
‘Je moet ze soms hun plaats wijzen’, was dan vaak de reactie als ik opmerkte dat je toch zo niet met mensen omgaat.
Toen ik in bijzijn van oudooms en tantes de opmerking maakte dat ‘zo’n Soekarno eigenlijk een vrijheidsstrijder is’, was het omgekeerde wereld: ‘als ik in Indonesië was gebleven dan zou ik zo niet spreken. Je bent toch geen Indonesiër’. Het huis was te klein.
Okee, genoeg geluisterd naar anderen. Kijk naar jezelf; tijd voor introspectie. (Is daar trouwens een goed petjokwoord voor?) Je voelde je toch behoorlijk rot toen je als enigste bruintje niet werd uitgenodigd op het schoolfeestje van je totokklasgenootjes waar je op school altijd zo goed mee kon spelen. Dat gevoel en die woede zouden je nog vaker in je leven confronteren met je ‘anders zijn’. Je was Indische Nederlander werd gezegd maar voor jouw gevoel kon dat ‘Nederlander’ wel weggelaten worden als je vaak toch niet op feestjes mocht komen of niet met de dochter van een totok uit mocht. Later begreep je dat het voor die totokspeelmakkertjes ook niet makkelijk was als hun ouders hen zeiden dat jij niet mocht komen.
Op een bepaald moment, op de lagere school nog, hoorde je het woord ‘Indo’. Een ander bruin jongetje riep jou dat toe: ’hé, Indo!’.
Ik had er vrede mee, het voelde beter dan ‘Indische Nederlander’. De buitenwereld zag je toch niet als Nederlander dus ‘Indo’ was goed.
Ojee, ben ik nu weer een definitie aan het opbouwen van wie ‘Indo’ is?
Wanneer was er het besef dat je omgeving vergeven was van Indo’s, Indische Nederlanders en wat dies meer? Geen idee. Het was er ineens. Dat je psychologie ging studeren had er waarschijnlijk mee te maken. Je leerde observeren, naar je omgeving en naar binnen kijken.
Zeker geen homogene ploeg die mensen in mijn omgeving. Van hoogleraar en hoge ambtenaar tot de rebelse spijtoptant uit de dessa. Je hoorde dan van zulke zaken als: ‘Ach sommige Indo’s hebben het hoog in hun bol’ tot ‘Je kunt wel zien dat ze uit de kampong komen’. Van ‘selamat makan mensen’ tot ‘hantam kromo!’ bij het eten.
Verder hoorde je verschrikkelijke verhalen over Japanners en ploppors, Burma spoorweg en bersiap maar ook avontuurlijke verhalen over proberen aan voedsel te komen of het doorsmokkelen van post voor gevangenen van de Japanners.
Als politiek geëngageerde jongeling was het moeilijk om Indo’s te vinden die ook vonden dat Soekarno eigenlijk een vrijheidsstrijder is en dat er toch behoorlijk veel koloniaal gedrag gedetecteerd kon worden binnen de Indo-populatie.
Ik begreep dat wij Indo’s als los zand aan elkaar hangen. Maar het is wel allemaal zand.
Elke menselijke verzameling heeft een geschiedenis waarin verschillende variabelen te herkennen zijn die sturing geven en de uiteindelijke richting bepalen waarin die populatie zich ontwikkelt.
Ondanks de onderlinge individuele verschillen kan en mag eenieder uit die verzameling het credo: ’Ik Indo’ uitspreken.
Tot zover de heer Frank Zitter.
Commentaar.
Een heel betoog van meneer Zitter, maar opgezet alleen wegens de bewéring dat een man van ‘in de zeventig’ en ‘gemengdbloedig’ gezegd zou hebben dat je geen Indo kan zijn als je het oude Indië niet hebt gekend. Wij kennen geen dommerds die dat zeggen, of ze nou wel of niet ‘in de zeventig’ zijn. Als je een afstammeling bent van een mannelijke Hollandse/Europese voorouder/ouder en van een vrouwelijke inheemse uit Nederlands-Indië/Indonesië samen, ben je een Indo. Of je nou in Nederlands-Indië geboren bent of niet.
Een totok (volbloed Hollander) is geen Indo. Zo eenvoudig is dat. Wij, Tjabe Rawit Indische Cultuur (in) Beweging, weten dat al zóóóó lang.
Onze stelling luidt dan ook niet dat de ene Indo wél en de andere Indo níet een Indo is. Onze stelling luidt wel: een Indo is niet altijd ook Indisch en Indisch is niet altijd ook Indoos.
Moeilijk? Ach, welnee. Indien hij Indisch is, is het Indisch van de Indo, hij behoorde tot ‘de zwevende bevolkingsgroep’ in Indië, anders dan het Indisch van bijvoorbeeld de totok voorzover die Indisch is, de totok behoorde tot de bevoorrechte klasse en meestal was hij ook de baas.
Meneer Zitter haalt Indo en Indisch door elkaar of hij veronderstelt dat Indo synoniem is met Indisch. Een zienswijze die je wel vaker tegenkomt, maar die allang niet meer geldt. Als je het vroeger had over een Indische (man of vrouw), dan begreep iedereen dat het over een Indo ging, c.q. iemand van gemengd Indonesisch-Hollands(Europees) bloed. Maar dat kan niet meer sinds de ‘moderne antropologie’ heeft bepaald dat iedere Nederlander uit het voormalige Nederlands-Indië tot de ‘Indische Nederlanders’ behoort, te vertalen met “uit het land Nederlands-Indië komend”. Dat betekent geenszins dat ze allen ook Indisch zijn. Dat is misschien wel moeilijk te vatten, maar dat is niet onze schuld. Het zijn de moderne antropologen die voor die verwarring hebben gezorgd. Onder hun ‘Indische Nederlanders’ heb je Hollanders (en andere volbloed-Europeanen), Indo’s, Indonesiërs, Molukkers.
De Indo bestaat en dus hoef je over die feitelijkheid geen discussie te voeren. De vraag of je wel of niet een Indo bent is derhalve ‘onbelangrijk’, even ‘onbelangrijk’ als bijvoorbeeld de vraag of je wel of geen Arabier bent. Op zich zegt dat niet zo veel. Het wordt anders als het om Indisch en om Arabisch gaat.
Vragen over wat Indisch is, of iémand Indisch (of Arabisch) is, zijn wel relevant, lijkt ons.
Welke culturele/geschiedkundige en maatschappelijk-positionele zaken hebben dat Indisch zijn gevormd. En ook wat we met dat Indisch zijn nú (nog) kunnen. Zeker, we hebben het over (jeugd-, opvoedings- en oorlogs-) ervaringen van toen, in Indië, die hun invloed hebben op Indo’s (en op Hollanders en anderen uit het voormalige Nederlands-Indië), en vaak ook op hun nazaten, maar we hebben het vooral ook over de tijd erna tot en met nu. We tonen aan dat recente en actuele gebeurtenissen niet zelden hun oorsprong in het verleden hebben.
Jazeker, soms hebben we ook aandacht voor ‘nostalgie’. Ih, why not? Uit nostalgische muziek, vertellingen, liedjes, gedichten, toneelstukken kan best eens iets nieuws geboren worden.
Dane Beerling.
——————–
Geachte heer Stufkens,
Uw vraag: Wat zou u bedoelen met “vermaleisen” zoals deze term wordt gebezigd in verband met de positie van de Inlandse moeders, die niet meer in de desa thuis waren maar wel in de kampong nabij een VOC vestiging?
1. Mijn antwoord:
Nu is het wel zo dat op Java de oorspronkelijke talen geen Maleis waren, een taal overgewaaid vanuit Malakka en die als handelstaal bekend werd aan alle kusten in de Archipel.
Gingen deze personen (Javanen-Indonesiërs) over op het maleis?
2. De moeders, in de kampongs in de buurt van de V.O.C. vestigingen, spraken steeds meer de kusttaal Maleis en minder hun dorps(desa)taal, of dialect zo u wilt. Hun gemengde kinderen het Maleis, maar ook een ‘mengelmoes’ van Maleis en het Nederlands (uit de VOC-tijd) dat ze van hun blanke vaders leerden en van andere mannelijke V.O.C.-‘bezoekers’ aan de kampong.
Citaat uit het hoofdstuk Petjok op www.tjaberawit.com:
‘Petjok ontstond ooit gaandeweg tussen Indo’s en totoks. Als er iets is dat Indo’s en totoks eens samen hadden, dan was dat Petjok. Ze kunnen dat bezit, dat bewijs van hun identiteit, ontwikkelen. Al vaker is het idee gelanceerd om een Petjokcursus van de grond te tillen. Ruud Hoemakers, hij is betrokken bij Het Indisch Huis, heeft gevraagd of ik zo’n cursus wil opzetten. Ik wil wel helpen, maar anderen moeten het initiatief nemen. Een mooi begin wellicht voor een Indische cultuur onderzoek.’
Let u er even op dat ik taal tussen aanhalingstekens heb gezet?
Uw vraag: U poneert de stelling: “Indisch is Indisch zoals een roos een roos is”.
Hoe kan “Indisch” een op zichzelf staande entiteit met een eigen “root” zijn indien, zoals uzelf duidelijk uiteenzette, de Indo’s ontstonden als een tussen twee volkeren en dito culturen zwevende groep waren en zijn? Er blijven immers herkenbare elementen van de twee volkeren aanwezig?
3. Mijn antwoord: Ik zou ook hebben kunnen schrijven dat Indisch (in cultureel opzicht, maar ook als mens: met name de gemengde mens) even ‘volkomen’ en ‘uniek’ is als Hollander, Indonesiër, Belg, Zweed…. Ook Indo’s zelf maken vaak de denkfout dat ze als het ware uit twee helften bestaan.
Hun ‘zwevende positie’ ginds was niet het gevolg van dat zogenaamde dubbelzijn (als dat woord al bestaat), maar van rassenverschillen en het toepassen van het verdeel-en-heers-principe door de toenmalige blanke machthebbers. De gemengdbloedigen (Indo’s) werden als een apart volk beschouwd en ook zo bejegend, er waren wijken met aan het hoofd een uit hun midden stammende majoor (vergelijk het Engelse mayor voor burgemeester). Pas rond 1900 werd die groep bij wet tot de Nederlanders gerekend, maar wet en praktijk bleven van elkaar verschillen. U leze daarover meer op onze website.
Een ander voorbeeld: Jiddisch is Jiddisch zoals een roos een roos is.
Jiddisch namelijk ontstond in de tijd dat joden met de Romeinen meetrokken naar een gebied dat deels uit ongeveer het hedendaagse Duitsland bestaat en delen van Oostenrijk en Polen. Ook daar ontstonden gemengde relaties. De joden spraken aanvankelijk Hebreeuws, maar dat vermengde zich gaandeweg met de ginds gesproken talen en dialecten: daaruit ontstond het Jiddisch, een taal even ‘autonoom’ als iedere andere taal. En waaraan ook andere cultuuraspecten verbonden raakten en uit ontwikkelden, even eigen als die van bevolkingsgroepen rond hen. In Israel werd op Jiddisch neergekeken (Ben Goerion, de eerste president van dat land: ‘Als ik Jiddisch hoor, moet ik kotsen!’). Nu is men, joden, trots op het Jiddisch dat heel populair is geworden, in Israel, maar bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten waar Jiddisch op universiteiten wordt gedoceerd.
Bashevis Singer schreef in het Jiddisch en kreeg daarvoor de Nobelprijs voor literatuur. Misschien is een nog beter voorbeeld, het aan het Petjok verwante Zuid-Afrikaans. Het is ontstaan uit een mengvorm van Maleis (jazeker!) en Nederlands uit de VOC-tijd. Aanvankelijk gelijkend op het Petjok. Het Maleis stamt van bevolkingen uit de Indonesische archipel, naar ‘de Kaap’ gebracht door de V.O.C. Vanuit een Petjokachtig begin, laat ik het Afrikaans-Petjok noemen, ontwikkelde het zich tot wat we nu kennen als Zuid-Afrikaans. Maar nog steeds wordt door de Kaapse ‘Maleiers’
‘Afrikaans-Petjok’ gesproken (zoals ook Indo’s nu nog Petjok spreken), daarin verhalen en gedichten geschreven.
De ‘taal’ Petjok, ofschoon op de Leidse Universiteit al geruime tijd bestudeerd en gedoceerd, zou zeker ook door de ‘Indische’ gemeenschap zelf bestudeerd moeten worden en in praktijk gebracht. Vroeger, in de nadagen van de V.O.C. en ook nog daarna, was Petjok (Bataviaans, Indisch-Nederlands) een gangbare taal voor Indo’s en Hollanders onderling, ook in het zakelijke verkeer: brieven, boekhoudingen, contracten en andere overeenkomsten werden daarin gesteld. En later schreef Tjalie Robinson in die taal (Ik en Bentiet), en ik doe dat en ik vertel daarin. Er is geen sprake van dat Petjok ‘noch hom noch kuit is’, zoals u stelt.
Ik hoop dat mijn uitleg bevredigend is. Het zou erg leuk zijn als u mijn boek “Leew is tijher, alleen sijn celana monyet met sonder strepen. PETJOK” zoudt aanschaffen. Zie daarvoor de pagina Boeken & Prijzen van onze site. U steunt daarmee ons doel Indische Cultuur (in) Beweging.
Verder is het misschien een goed idee om mij ‘ns uit te nodigen op een van de bijeenkomsten van uw vereniging “(M)ULO te Bandoeng) “ om daar mijn voordracht Over en in Petjok te houden.
Ik toon daarin in vogelvlucht de ontstaansgeschiedenis van Petjok en de strijd daartegen van de kant van Nederlandse taalpuristen. Een voordracht die van rijd tot tijd hilarisch is en verder rijk aan anekdoten en verhalen in Petjok. Zie voor meer informatie daaromtrent de pagina Optreden van onze site www.tjaberawit.com.
Met vriendelijke groet,
Dane Beerling.
——————–
Hieronder een reactie van de heer Hoekstra uit Phoenix (USA).
Uw website wordt door mij ten zeerste geapprecieerd. Het brengt bij mij herinneringen naar boven die al lange tijd in mijn onderbewustzijn diep begaven waren geweest, maar die door de huidige wereldomstandigheden weder naar boven zijn gedreven. While surfing de Internet en bij gissing de naam Dutch East Indies in te tijpen ben ik op uw website terechtgekomen.
Al de artikelen door u beschreven heb ik persoonlijk doorgemaakt. Ben in Augustus 1940 in Meester Cornelis, Batavia geboren, heb met mijn ouders en grootouders de Japanse overheersing doorgemaakt en overleefd. In Oktober 1945 waren wij gerampokt, maar ons leven werd op ongelooflijke wijze gespaard doordat mijn grootvader onder de jonge rampokkers zijn voor de oorlogse tuinjongen herkende en hem in zijn eigen taal aansprak. Al wat zij konden meenemen werd wel meegenomen en de rest werd kort en klein geslagen. Hebben daar drie dagen in de Goed Herder doorgebracht samen met al de wand- en beereluizen die de Kempetai had achtergelaten. Daarna overgeplaatst naar het 10de Bataljon in Kwitang bij Pasar Senen. Daar hebben wij de grootste slachtpartij meegemaakt. Van 1948 tot 1952 in Menteng Poeloe gewoond. In 1952 naar Nederland gerepatrieerd. Daar tot 1962 gewoond. In die tijd waren er geen boeken of geschriften die de “Indische Cultuur” en de “Indo”-geschiedenis beschreven. Total Cultural shock. For the Dutch more so, due to ignorance and lack of education in this field. I Iearned that many knew very little about the Dutch East Indies. “Indo’s” were treated like second-class citizens.
By the way, the ethnic identification “Indische Nederlander ” is, in my opinion, incorrect. The terminology “Eurasian” seems to be more proper to me. All one has to do is look at the family name. Many of us “Indo’s” are of European and Asian descent. My last name suggests I am of Dutch (Frisian) descent. However from my mother’s side I am of German and native Indonesian origin.
My grandmother was of Javanese and my great-grandmother of Amboinese descends. To deny this would be lying to oneself, would it not?
In 1952 met de nieuwe wereldvolksverhuizing naar de US geïmmigreerd en tot op heden wonende in Phoenix, Arizona, de vijfde grote stad in de Verenigde Staten.
Anyway, I really enjoy your site. Very interesting and educational especially for the younger generation whose parents were ashamed to teach their kids about their heritage. Thank you so much. By the way, did Rob Nieuwenhuys land his parents live in the pension Kasteel van Antwerpen in Baarn during 1952/1953.
Anyway, thanks again and keep up the good work. Please pardon my “Petjok” Dutch-English.
So long from Phoenix, Arizona the Grand Canyon State.
Robbert Hoekstra.
N.B. Tjabe Rawit: Indo’s en andere bevolkingsgroepen van Europees-Aziatische afkomst vallen onder de term EurAsians (Engels) of Eur-Aziaten (Nederlands), maar zij vallen niet alle onder de term Indo-Europeaan c.q. Indo. Indo stamt van Indonesië. Derhalve is Indo-Europeaan c.q. Indo wel degelijk correct.
—————-
De hieronder volgende bijdrage, die door ons (Tjaberawit) een beetje is bewerkt, kregen we toegestuurd van de in Zweden wonende R. Nilant, en bestaat uit delen van bijdragen van F.L. Feisser in het blad De Brug, de nummers 7 en 8, april en juni 1979.
“STAATSBLAD-NEDERLANDERS”
De oorsprong van de Franse Revolutie (begonnen op 14 juli 1789), moet ruim een eeuw eerder gezocht worden. Hetzelfde kunnen we zeggen van de Indonesische Revolutie, die niet dateert van 17 augustus 1945, maar van bijna vierhonderd jaar eerder, toen de eerste Hollandse koopvaarders onder bevel van Cornelis Houtman op de reede van Jacatra verschenen.
Zij kwamen er om handel te drijven en anders niets. Het voormalige Nederlands-Indië is nimmer een kolonie geweest zoals bijvoorbeeld Noord Amerika, Canada, Zuid Afrika en Australië. Het aantal in Nederland geboren en getogen Hollanders in Indië heeft op zijn hoogst 40.000 bedragen, nog geen 4 op de 1.000 inwoners. Die getallenverhouding maakte een “Verdeel en heers” politiek noodzakelijk. In Indië werd de onenigheid tussen Inlandse vorsten aangewakkerd, met de Hollandse koopman als een lachende derde. Gezien het feit dat het om handeldrijven ging en niet om het koloniseren van de eilanden van de Indische archipel, is Europese vrouwen eeuwenlang verboden geweest om naar Indië te gaan. De Hollanders knoopten relaties aan met inheemse vrouwen, en zo ontstond een gemengdbloedige bevolking, met later de politieke status van Nederlander. Maar dat gold alleen voor diegenen die waren geboren uit een legitiem huwelijk of die waren erkend door een Nederlandse of althans een Europese vader.
Die gemengdbloedigen werden tenslotte Indo-Europeanen genoemd en vormden een aparte ‘zwevende’ (Rob Nieuwenhuys) bevolkingsgroep. Het aantal van hen werd in 1940 geschat op ruim 300.000, maar het aantal niet-erkenden bedroeg, naar een schatting van Prof. W.F. Wertheim, ongeveer 8 miljoen.
Het aantal in Nederland geboren en getogen volbloed Nederlanders (baren, totoks) in Indië was verhoudingsgewijs te verwaarlozen, gezien de ca 40.000 op 80 miljoen Indonesiërs. (Het aantal in Indië geboren totoks (blijvers) wordt niet vermeld. B.B.). Tussen hen en de niet-blanke bevolking gaapte een onoverbrugbare kloof. Sutan Sjahrir spreekt in zijn memoires van een “kloof die breder was dan de geografische afstand, want die was tenminste nog te overbruggen per schip of vliegtuig”.
Deze totoks sloten zich het sterkst af van de overige bevolkingsgroepen en spreidden een hoge graad van snobisme ten toon door te leven zoals de beter gesitueerden in Europa, ofschoon zijzelf daar grotendeels niet uit afkomstig waren. Heimwee naar Indië moet men dan ook altijd met een korreltje zout nemen. Verlangt men werkelijk terug naar land en volk, of betreurt men het verlies van het grote huis, de vele bedienden, de auto met chauffeur?
Het eerste is nauwelijks denkbaar, want kennis van de taal, laat staan van de volksaard en cultuur, was uiterst mager, of bestond helemaal niet. Hierbij speelde het onderwijs een voorname rol. Nederlands-Indië kende twee van elkaar gescheiden onderwijssystemen, één voor de (semi) Nederlanders en één voor de Indonesiërs. Het eerste was een getrouwe kopie van het Nederlandse, en geheel ten dienste
van de koloniale politiek. Een soort onderwijs dat voor Indo-Europeanen leidde tot geestelijke verminking, tot waanbeelden betreffende hun politieke en sociale status, en dat hen maakte tot “marginale” Nederlanders in plaats van trotse en zelfbewuste Indonesiërs. Surie definieert de marginale mens als “een individu dat in fundamentele onzekerheid verkeert over zijn sociale positie en ‘rolverwachtingen’, doordat hij – behorend tot een minderheidsgroep -, zich refereert aan een dominante groep die hem (nog) niet of slechts ten dele accepteert en die zijn aspiraties geheel of gedeeltelijk bepaalt”.
Met Indo-Europeanen wordt die kleine groep (250.000 tot 300.000) inheems-Europese gemengdbloedigen bedoeld die in de zin der wet, maar zeker niet in de praktijk van het dagelijks leven in het voormalige Nederlands-Indië, tot de Europeanen gerekend werden. De benaming Indo-Europeaan is even afschuwelijk als dwaas. Maar in Nederlands-Indië sloeg het idee van de benaming “Indo-Europeaan” aan, maar wel met het accent op “Europeaan”. Indo’s werd n.l. voorgespiegeld dat zij (vanwege hun Europese bloed. B.B.), als lagere ambtenaren en met het “uitsluitend” voorrecht van de dienstplicht, zich ver verheven moesten voelen boven de geminachte Inlander. Veel Indo’s voleden dat ook werkelijk zo. Voor de totok had de Indo een heilig respect.
E.F.E. Douwes Dekker (alias Setiabuddhi, en een achterneef van Multatuli) richtte in 1912 de Indische Partij op. Hij stelde dat Indo’s vóór alles Aziaten en Indonesiërs waren, en dat zij zich nimmer met de Hollanders moesten associëren. Hij ging ervan uit dat Indonesië vrij zou worden, en voorzag voor Indo’s, niet meer dan “staatsblad-Nederlanders”, grote moeilijkheden. Hij heeft zijn gelijk nog éven kunnen meemaken – lang nadat hij, samen met andere voorlieden zoals Tjipto en Surjaningrat, uit Nederlands-Indië werd verbannen.
In december 1949 werd overeengekomen dat Nederlanders ouder dan 18 jaar, die in Indonesië waren geboren, of daar tenminste zes maanden hadden gewoond, twee jaar de tijd kregen om te opteren voor Warga Negara (Indonesisch Staatsburgerschap). Indonesiërs konden “opteren” voor het Nederlanderschap, als zij daar redenen voor hadden (bijv. angst voor represailles door hun samenwerking met de Hollanders in de koloniale tijd).
Voor de Indo-Europeanen bleef de animo zó ver beneden de verwachtingen, dat een paar weken vóór het aflopen van de termijn de toenmalige Hoge Commissaris Lamping een toespraak hield, waarin hij die optie sterk aanbeval en plechtig beloofde dat de Nederlandse regering de optanten niet in de steek zou laten. Daarop vertrouwend, kwamen in die laatste weken meer aanvragen binnen dan in de twee jaar tevoren. Lampings beloften bleken loos: de optanten werden in de steek gelaten spijtoptanten. In verreweg de meeste gevallen is de optie onjuist gebleken. De Indo-Europeanen begrepen niet altijd dat de Indonesische samenleving hen, als opportunisten beschouwend, niet zou accepteren. W(arga) N(egara) werd ‘vertaald’ met W(aardeloze) N(ederlander). Daar is in het huidige Indonesië gelukkig allang geen sprake meer van.
De Indonesische regering hield zich aan de logische bepaling dat een aangevraagde nationaliteit eerst rechtsgeldig was (is) indien de regering die officieel heeft verleend (publicatie in de Staatscourant, respectievelijk Berita Indonesia). In Den Haag echter dacht men anders over de optanten, daar wilde men liefst zo gauw (en vooral zo goedkoop) mogelijk af van de ”staatsblad-Nederlanders”, zij die door Drees Sr.
“Nederlanders, niet in de strikte zin van het woord” werden genoemd. Het is een onvervreemdbaar recht van elke soevereine regering om te beslissen of iemand staatsburger kan worden of niet. Maar van veel Indo’s toen, werd hun Nederlanderschap al afgenomen vóór de Indonesische regering over hun Warga Negaraschap had beslist.
————————
SINJO
De Indo, prachtig en herkenbaar getekend in het volgende fragment uit Bevrijding zonder bevrijders van Rudy Verheem 1979:
“De sinjo, door kind-zijn in een koloniale structuur, balanceerde tussen de twee polen, meesters en dienaren. In de voor- en hoofdvertrekken de ouders, in de bijgebouwen het inheemse personeel, daartussen het kind, behorend tot beiden. Twee talen, vóór in het grote huis de hard-heldere klanken van de Europese spraak, in de kleine kale kamertjes op het achtererf de zangerig-donkere geluiden van Azië. Bij het kind elke taal in accent en nuance gekleurd door de andere. Twee culturen, de uitersten der wereld, in één mens doordringend. Verbaasd de inheemsen over dit kleine leven, zo anders en toch met hén voedsel en taal delend; verbaasd de ouders over de afstammeling, denkend, sprekend en bewegend als de dienaren.
Vóór in het grote huis stoelen, rechtop aan tafel, schoenen aan, aardappelen en recepten van ver over zee; áchter gehurkt op de grond, rijst, roedjak en mierzoete Javaanse lekkernijen. Vóór de piano, Europese boeken, soms dominee of pastoor, áchter de gamelan, hanengevechten, verhalen over spoken en geesten, gebruiken volgens de Islam. Vóór het nauwelijks bestaan van de blakang1, áchter het verre begrip van de roemah besar2. Europa en Azië, zich ineenstrengelend in (…) de sinjo.”
1. Bijgebouwen, blakang is achter, 2. Voorhuis, lett. het grote huis.
Bevrijding zonder bevrijders door Rudy Verheem is meer dan de moeite waard om gelezen te worden door Indo’s, door totoks, door iedere Nederlander.
ISBN 9060450949. Uitgave: Hollandia B.V. Baarn 1980.
———————
DONATIES
Vindt u het werk van Indische Cultuur (in) Beweging en Tjabé Rawit belangrijk? U kunt ons financieel steunen. Stort uw vrijwillige bijdrage op giro 4580865 t.n.v. D.W.Beerling te Amsterdam o.v.v.: donatie.
———————
‘Rewel’:
“Wat heeft U toch n fantastische verhalen en gezichtspunten en opinies op uw website! Het is ‘n paar weken geleden dat ik goed nijdig werd op ‘n tottoker die naar Australie geëmigreerd was en zich voor Indo uitgaf. Mensenkinderen!, met de mentaliteit van ‘t vooroorlogse Indië en koelit badak op de koop toe ook nog. Was vreselijk nijdig op me toen ik zei dat als je ‘n Indo of ’n Indische Nederlander wilt zijn, dan heb je in ieder geval ‘n Indonesische, Javaanse, Sundanese of iemand van ‘n Indonesische eiland als je voorouder/moeder… Wanneer je ‘n Hollander bent die alleen maar voorouders uit NL heeft en er is geen menging gebeurd met ’n Indonesische, dan ben je geen Indo.
Sudah ik erger me na al die jaren dat ik al uit NL weg ben nog aan die lui. Ze zijn echt kesassar. ‘t Geeft niet of ze in Holland gebleven zijn, of ergens anders naartoe geëmigreerd, dikhuid blijft dikhuid. Koelit badak zeiden we vroeger toch altijd?
Ik hoop niet dat u het erg vind dat ik U email hierover. Werkelijk waar, uw website is hardstikke goed in mijn ogen en in mijn opinie. Als anderen er anders over mochten denken, dan hebben ze geen verstand van wat goed is!
Al deh, ik ga maar koppie tubruk minum en mijn hartpil innemen, anders setraks dat ding weer repot en moet ik weer ‘n week gaan rusten!
Si nonnie rewel en ribut van Canada. Vicky Warren-van Leuven Kouthoofd.”
———————–
Goedemiddag allen!
Vandaag heb ik voor het eerst met TJABERAWIT kennisgemaakt, wauw pedis hoor! Goed dat ik van lombok hou. Geweldig zijn de opgenomen teksten zoals halus en Indose en Totokse cultuur die voor velen eye-openers zijn.
Ik ben zelf een simpele Indo die niet Indisch is (bouwjaar 1952 post Indië tijd) maar ik heb me regelmatig verbaasd en geërgerd aan de nonchalante toekenning van vooral de Indische en Indose achtergrond. Bovendien door niet te weten waar de grenzen eigenlijk liggen, bevestigt men juist dat het Indisch of Indo zijn onbelangrijk is.
Er was een tijd dat men (ook Indo’s t.o.v. Indo’s) op mensen neerkeken wanneer men geen keurig ABN wist te produceren, gelukkig is het dankzij de erkende allochtonen niet meer zo (erg).
Wat me erg tegenstaat is de willekeur van gerechten voor de Indische Keuken. Men noemt rendang Indisch eten terwijl de echte Indische keuken zelf zo veel lekkere dingen kent waarvan de meeste mensen het bestaan misschien nog maar vaag weten. Bijvoorbeeld pastel tutup of zwart zuur van eend of “erwtensoep” van kacang hijau, ach vruchtenpuddig van agar-agar met die heerlijk rumvla…. en nog veel meer.
Al, sudah!
Ik geniet van jullie website, hou het karakter alsjeblieft.
Vriendelijk groetend,
Nan Kasanpawiro-Herbig
————————-
HERKENBAAR
“Beste Mensen,
Bedankt en een groot compliment voor hetgeen u hebt verwoord. Het is herkenbaar en het raakt je in essentie.
Ik ben een zoon van een Javaanse vrouw uit gombong, vader (Hollander uit Enkhuizen? Red.) hoofd-inspecteur van politie te Medan. Mijn roots liggen in Enkhuizen en Gombong.
Ik heb me verscheurd gevoeld zoekend naar m’n indentiteit, ik heb de rust gevonden in het besef dat we allen kinderen van deze aarde zijn en dat al het andere van minder belang is.
De Blanda* heb ik gepareerd door hem op dezelfde wijze van repliek te dienen.
Bescheiden en kwetsbaar heb ik me opgesteld tegen mijn Indo landgenoten, tegenover een Blanda je bescheiden opstellen is iets dat door maar weinigen wordt begrepen, helaas.
H. Petta”
Door de redactie ingekort.
* Blanda, Belanda = Hollander.
————————-
IK GENIET
Jouw site over Indo. Hartstikke toe de point!!! Echt HULDE. De uitleg kwam mij goed van pas. Vooral die rond de 35 jaar verslikken zich in hun Indo zijn. Een zoonlief voelt zich te veel blanda*, als hij wat ouder is zal hij wel veranderen, want de rest van de familie is er content mee. Grappig is dat een Amerikaanse neef wel weet dat hij een Indo is, maar zijn roots niet kent. Er zijn zo veel luitjes die die niet kennen, vanwege dat men toen in Indië, de ouwelui althans, zich meer blanda voordeed dan de blanda zelf was.
Dane houden zo. Ik geniet ervan.
Lieve groetjes.
Tan Schutte.
…………….
*Blanda/Belanda = Hollander.
—————————
INDISCH ZIJN IS NIET GENOEG Hope Hetty Mulder
(Fragmenten uit een reactie aan Lilian Ducelle naar aanleiding van haar discussie “Indisch in de uitverkoop!” op 20 september j.l. in gebouw de Sierkan in Den Haag. Aan ons gegeven door Lilian Ducelle: ‘Hope is, geloof ik, een van de weinigen die begrepen heeft waar het bij mij om ging. Er zijn heel mooie fragmenten in haar stuk, misschien ook bruikbaar voor jouw Tjabé Rawit Spésial.’).
“De Indische cultuur heeft, net als alle andere culturen, positieve en negatieve ‘karaktertrekken’.
Niemand heeft gevraagd in een bepaalde cultuur geboren te worden; het is een gegeven, dat we gratis voor niets mee of tegen hebben.
Wordt een (negatieve) Nederlander vaak neergezet als brutaal, bot, lomp, gierig, ongevoelig, de Indo als te bescheiden, overgevoelig, niet met geld kunnen omgaan, een zacht eitje = niet opkomend voor z’n eigen rechten, emotioneel en weinig zakelijk, altijd over eten pratend.
(…)
Maar alle negatieve karaktertrekken hebben ook een positieve keerzijde: gierig zijn betekent ook goed kunnen sparen. Bot en lomp is onprettig, maar wel eerlijk; en als het er eenmaal uit is, kan de lucht ook geklaard zijn. Veel Indo’s potten hun ware gevoelens op en blijven te lang met onvrede doorlopen, haatdragend tot in de eeuwigheid!
Bescheidenheid is een mooie eigenschap, maar het durven opkomen voor rechtvaardigheid en voor kwetsbaren is nog beter. Hartelijkheid en gastvrijheid zijn prima, maar zakelijk denken aan later en verstandig omgaan met geld is niet verkeerd.
Mijn punt is, dat elke cultuur z’n positieve en negatieve eigenschappen met zich meebrengt. Het lijkt me goed om van elke cultuur het beste mee te pikken en… uit te dragen!
Er zijn meer eigenschappen waar een echte Indische opvoeding om bekend staat: je waardig gedragen, behulpzaam zijn, zorgzaam, hartelijk, eerbied hebben voor ouderen en anderen, bescheiden zijn (niet te), trouw en betrouwbaar.
Deze eigenschappen zijn niet alleen aan de Indo voorbehouden, maar ik denk dat wij deze eigenschappen als basis van onze oudere generatie hebben meegekregen. En geven we deze – als Indo’s – ook door? Of noemen we lekker makan-makan én er over praten, gezellig omong-omong over nonsens (op zijn tijd leuk, hoor), ‘de basis van ons Indisch zijn?’
Zijn we trots op ons Indisch-zijn, zonder dat uitbundig te etaleren of ons af te zetten tegen het Nederlands (want het etaleren en afzetten noem ik ‘indisch-doen’)? Loze bombarie en schijnvertoningen, onjuiste interpretatie zijn een karikatuur van “Indisch” en moeten overboord gegooid worden. Inderdaad: “Indisch in de uitverkoop!”.”
(…).
————————
Leren, Kennen, Spelen (met Indische Cultuur).
Dane Beerling, oktober 2003
Een afgehakte vinger is een afgehakte vinger, of, als u dat liever is: een roos is een roos is een roos is een roos.
Het Indisch van de meeste Indo’s uit Indië is Indisch. Ik neem aan dat dat bestaat en dan is het eigene van totoks uit Indië het-eigene-van-totoks-uit-Indië. Zo is het Nederlands het Nederlands ook al is die taal eveneens onderhevig aan allerlei spellings- en andere veranderingen. Petjok is Petjok, maar ook die ‘taal’ stond en staat onder invloed van allerlei nieuwe ontwikkelingen, niet in de laatste plaats van mijn hand. Ik ken Nederlands en Petjok voldoende, denk ik, en daarom kan ik met beide talen een beetje ‘spelen’ (= ontwikkelen, tenminste het gebruik). Maar het begint allemaal wel met het kennen van het materiaal door dat te léren kennen om er vervolgens mee te spelen.
De Indo cultuur is divers. Maar die is (evenals elke andere cultuur) dynamisch. Echter dynamisch of niet, cultuur blijft cultuur zolang die existeert. Vaak gaat het bij “Indische Nederlanders” om weinig meer dan enkele aspecten. Maar we hebben het toch nog altijd over cultuur.
De term “Indisch” veronderstelt iets, namelijk kennis over wat Indisch is. Ook bij jongeren die zich Indisch noemen zou je dat mogen veronderstellen. Anders is het onzin. Niet voor niets wordt ouderen met een Indië afkomst gevraagd om over hun verleden (te komen) praten. Waarom zou je ze dat anders vragen?
Men mag vinden dat het proberen te achterhalen (via het bestuderen en nóg eens bestuderen, via het vergelijken en nóg eens vergelijken) van hoe dingen in het verleden werkelijk, of bij benádering werkelijk, in elkaar hebben gezeten geen zin heeft. Ik denk daar anders over. Ik vond en vind dat het heel zinvol is, integer ook, de kans op flauwekul daardoor klein.
Door dat onderzoek kan je in de meeste gevallen voorkomen dat je jezelf en anderen op een dwaalspoor brengt, in anstiel verzeild raakt.
Niet automatisch Indisch.
Opvallend is dat Indo’s zich niet hoeven te verdedigen omtrent hun mening over Indisch en Indo’s, tegenover Indo’s (uitgezonderd misschien ‘Indo-kesasars’ = verdwaalde Indo’s, zich totok gedragende Indo’s). Dat moet wel tegenover de totoks uit Indië. Tussen jongeren (Indo’s en totoks) en oudere Indo’s betreft het het ‘klassieke’ generatieconflict, en die is van alle tijden en alle afkomsten.
Zelden is serieus sprake van het oneens zijn over Indisch omdat daarvoor bij de jongeren vaak de kennis ontbreekt over Nederlands-Indië.
Ik blijf erbij dat het zijn van een nazaat van iemand uit het voormalige Nederlands-Indië niet automatisch betekent dat die nazaat in culturele zin, in houding en gedrag Indisch is. De invloed van de Hollandse omgeving hier is daar debet aan, maar meestal tevens het ontbreken van interesse in de achtergrond van de ouders en de geschiedenis van hun land van herkomst. Het is geen verwijt, maar een vaststelling.
Nazaten zijn wel Indisch in de moderne antropologische zin van: afstammelingen van hen die afkomstig zijn van het voormalige Nederlands-Indië. Maar zeker niet automatisch ook in culturele zin, verre daarvan vaak. De journalist Joop van de Berg, een uit Indië stammende totok, stelde eens dat Indisch zijn bepaald wordt door ‘de verhouding die je tot dat land had’. Ik bestreed dat niet, maar vulde wel aan dat die verhouding mede bepaald werd door de positie die je er had als gevolg van ras en bejegeningen die daarmee samenhingen. Zij die uit Indië kwamen zijn daardoor gevormd, door die cultuur, want ook dat is cultuur, of misschien wel juist dat. Uit die positieverschillen zijn tevens en feitelijk verschillende bevolkingslagen gaan ontstaan – en die een paar honderd jaar voortduurden – met ieder eigen kenmerken. Tot in de huidige tijd aan toe zijn die manifest, blijkt uit mijn bevindingen en die van anderen.
Kritisch Onderzoek.
Indische cultuur is, verwaterd of niet, Indische cultuur en niet Indonésische cultuur of Hollandse of Europese cultuur.
Een Marokkaan is een Marokkaan, een Molukker een Molukker. Tussen een Marokkaan die een christen is en een moslim Marokkaan zijn cultuurverschillen, maar er zijn ook overeenkomsten. Wat ook geldt voor de christelijke en islamitische Molukkers. Er zijn meer verschillen: bijvoorbeeld die tussen de van oorsprong tangsi-Molukkers (militaire, en bovendien onder leiding van Europeanen) en Molukse dorpsbevolkingen op de Molukken. Er is niemand die dat soort zaken niet erkent. Maar met de verschillen in kenmerken tussen de totok en totokse cultuur en aan de andere kant de Indo en Indo’se cultuur mag je niet aan komen zetten?
Ik heb weleens de indruk dat jongeren de gemakkelijke, en vooral oppervlakkige weg van het exotisme bewandelen en hun zo gevormde, dus op nauwelijks of geen kennis gebaseerde, ‘Indisch’ niet willen prijsgeven. Ze doen maar, maar vraag mij niet om langs te keren omdat ik zo het gevoel heb louter als ‘dekmantel’ te moeten dienen. Het is om dit alles dat ik discussiestukken schrijf zoals bijvoorbeeld “Playback” (Zie Halus op www.tjaberawit.com).
Uit vrijwel al mijn verhalen, essays, studies, commentaren, columns, voordrachten kan men niet iets anders destilleren dan de volgende stelling: Om iets te kunnen ontwikkelen en toepassen moet je weten wat dat iets ís.
Begin in ieder geval met het afwerpen van het ons door de ‘moderne antropologie’ aangemeten gezamenlijke “Indische Nederlanders”-kleed. Dat ding stinkt van de daarin geweven leugens, verdoezelingen en anstiel. Mijn opvatting is dat de dragers van de Indische cultuur, in de Indoose vorm of de totokse, te vinden zijn onder de Indo’s en totoks uit het voormalige Nederlands-Indië. Het kritische onderzoek zal primair per Indoose en totokse bevolkingsgroep laag moeten plaatsvinden, eer, tenslotte, tot een werkelijk beeld te kunnen komen van ‘de Indische cultuur’.
———————-
!U bent vrij om gegevens, artikelen, gedichten enzovoorts van onze sites over te nemen voor privé gebruik, maar vermeldt daarbij wel de bron, anders zouden uw familie, vrienden en kennissen denken dat u de maker bent.
Overnemen en publiceren , in welke vorm dan ook, mag alleen met schriftelijke
toestemming van auteur en Indische Cultuur (in) Beweging.
Bronvermelding is altijd verplicht. U loopt anders gemakkelijk het gevaar dat u van plagiaat wordt beschuldigd.
Copyright © 2006
Indische Cultuur (in) Beweging
en D. W. Beerling
______________________
