Gedichten

Posted in Kunst & Literatuur

Ochtend en andere gedichten van Dane Beerling ©

Ochtend

Mistig zijn de bergen
met iets daarvoor de klapperboom’,
de dag is amper dag nog maar
de voeten bloot.

Donk’re lijnen in het water
centimeters slechts, niet meer
links en rechts de pluimpjes groen
en straks de padi weer

En kruipt tussen tenen de dijkjes natte grond.

Ah! Eén keer nog slaap
in de hoeken van de ogen
ikan lele aan de haak
en vroeg al druppels zweet

‘Haiku’

Soms stormt het hevig
en sta ik weer alleen op
Tandjoeng Prioks kaai

Anders

De zee haakt randjes
in het zand, lijn na lijn,
met schuimige rosetjes en
– tussen ’t paarlemoer van
schelpen – teentjes van
de strandplevier.

Zoals het ook was
onderaan de onderrok van
Annelies (vijftien jaar nog maar
en haar marmeren armen rond
mijn hals) en onze monden
oesters waren, geheim
van warme weekheid,
en de zilvermeeuw – ik ook,
toen zij – krijsend lachte omdat
’t helmgras in onze bolle
billen prikte en er
vlinders dansten.

Toen ineens ook
honden blaften. laarzen
net zo kraakten als de trap,
werd de hemel somber (als het
rijk van Hades) terwijl er
vele sterren waren,
echter anders dan
die van het
strand.

En
ook nu
zijn mensen
anders, en zijn zij
– en ook hun huizen –
prooi van vlammen,
van haat.

 

Haiku 2

Zei ik al dat de
klapper spruit als op vruchtbaar
strand hij zich vasthecht?