Van Dis in Indonesië
MAL GEBABBEL Dane Beerling, 19 maart 2012
Tot de hoogtepunten van de VPRO programma’s behoort ook de documentaire serie “Adriaan van Dis in Indonesië”, de serieuze gedeelten worden daarin aantrekkelijk vermengd met anekdotische. Een enkele maal heel ontroerend voor de kenners van het voormalige Nederlands-Indië en voor hen die het hedendaagse Indonesië kennen.
Bijvoorbeeld het verhaal in deel 2 van de serie, van de oude Indo in Surabaya, die vele malen vergeefse pogingen had gedaan om erkend te worden als Nederlands staatsburger en alsnog naar hier te repatriëren.
Van Dis kent veel weetjes en strooit die in zijn documentaire serie royaal rond.
Deel 3 van de documentaire was vrijwel in zijn geheel gewijd aan Soekarno, de eerste president van Indonesië. Hij was het die de Republik Indonesia op 17 augustus 1945 proclameerde. In 1965 werd hij door het leger onder leiding van Suharto uit het zadel gewipt. Daarop volgde een bloedige strijd tussen de verschillende politieke groeperingen waarbij één tot drie miljoen mensen werden afgeslacht. Over Soekarno werd daarna jaren gezwegen. In juni 1970 stierf hij. Langzamerhand echter is in Indonesië een Soekarnocultus ontstaan, bezoeken steeds meer mensen zijn graf in Blitar, dragen Indonesiërs T-shirts met zijn afbeelding en spuiten jongeren zijn beeld op muren.
Soms is Van Dis niet goed op de hoogte en papegaait hij anderen na zoals zijn vader waar hij een beroerde verhouding mee had en die hem nogal eens sloeg. Bij een bezoek aan Soekarno’s graf vertelt de in Nederland geboren en opgegroeide blanke Van Dis dat hij als zevenjarig jongetje Soekarno graag had vermoord. Zijn wrok tegen Soekarno had ie van z’n vader, die haatte Soekarno grondig. Hij verzamelde krantenartikelen over hem. Van Dis’ verlangen om Soekarno te vermoorden was ‘omdat die mijn ouders en mijn halfzusjes uit Indië had verjaagd’. De waarheid is echter dat het gedwongen vertrek uit de voormalige kolonie te danken is aan het feit dat Nederland de uitroeping van de Republik Indonesia, de wens van veel Indonesiërs om onafhankelijk te zijn van Nederland, niet accepteerde. Wat Van Dis’ meent doet me denken aan wat Sjoerd Lapré, destijds voorzitter van de Stichting JES (Stichting Japanse Ere Schulden), ‘ns op de radio verzuchtte. Volgens zijn zeggen kwam het door de jarenlange internering in Japanse kampen, dat hij geen carrière heeft kunnen maken, zijn salaris niet kreeg, en daarom zijn kinderen niet die opleiding heeft kunnen geven die hij voor ze in petto had. Hij en de zijnen vonden dat Japan die salarisderving moest compenseren. Lapré’s verzuchting is van jaren geleden, mijn reactie daarop was ook uit die tijd. Ik vond, maar vind nog steeds, dat Lapré zich, voor zijn salarisderving, niet tot de Japanners moest richten, maar tot de Nederlandse regering. Japan handelde met het gevangennemen en interneren van zijn tegenstanders, conform de verschillende conventies van Geneve. Wat vaak ‘vergeten’ wordt, is dat het Nederland was die de oorlog aan Japan verklaarde en niet andersom. Elk land waaraan de oorlog wordt verklaard, zal proberen zijn tegenstanders te ontwapenen en vervolgens te interneren. Wat Lapré de Japanners zeker wel mag verwijten, is dat ze hun gevangenen, militairen en burgers, lieten verhongeren en slavenwerk verrichten, vaker tot de dood erop volgde. Dáárvoor compensatie aan Japan vragen lijkt mij wel degelijk terecht. Vergelijken we een en ander met Indonesië, dan kan tot op zekere hoogte van overeenkomstige omstandigheden gesproken worden. Sinds kort heeft Nederland erkend dat Indonesië vanaf 17 augustus 1945 onafhankelijk was. De consequentie van die erkenning, is o.m. dat het dus Nederland was die de oorlog met de onafhankelijke republiek Indonesië is begonnen. Die starre houding van Nederland leidde tot niet, en nooit, te accepteren gruwelijke moordpartijen op onschuldige burgers. Van de kant van Nederland niet en niet van de kant van de Indonesiërs, waaronder van de Pemuda’s.
De laatsten richtten hun blinde agressie en wreedheden op Nederlanders, maar vooral op Chinezen en Indo-Europeanen. Van de Indo-Europeanen waren het vooral moeders en hun kinderen die gedurende de Japanse bezetting buiten de kampen waren gebleven, waar ze zichzelf maar in leven moesten houden. Hun mannen en vaders zaten wel gevangen.
Die gewelddadige periode is de geschiedenis ingegaan onder de naam “de Bersiapperiode”, of kortweg “de Bersiap”. Soekarno zelf noemde die ‘de zwartste periode van de republiek Indonesië’. Direct na de Bersiapperiode voerde Nederland een rechtstreekse oorlog met dat land en noemde die verdoezelend ‘Politionele acties’. Het was het niet erkennen van de onafhankelijke staat Indonesië die tot gevolg had dat Nederlanders en Indo-Europeanen tot vijanden werden gemaakt van de Inheemse inwoners en het land dat ze ook als hun land beschouwden. De daarop volgende ‘Politionele Acties’ hebben de verhouding tussen Nederland en Indonesië, en die van de inheemsen ten opzichte van Nederlanders en de Indo-Europeanen alleen maar meer verziekt. Dat alles leidde tenslotte tot de repatriëring van ze naar Nederland. Zoals de vader, moeder en halfzusters van Adriaan van Dis.
Al met al toch een mooie documentaireserie. Maar wel een met manco’s. Bijvoorbeeld: als Van Dis Nederlands voice-overs, doet hij dat in zijn onberispelijk Nederlands, maar tot Indo’s en Indonesiërs richt hij zich met een Nederlands dat nergens op lijkt, bovendien blaffend en nogal nadrukkelijk. Ik verdenk Van Dis ervan dat ie denkt dat ie dan Indisch spreekt. Maar daar is helemaal geen sprake van.
Bij de ontmoeting met de zoon van Soekarno sprak ie datzelfde rare Nederlands. Ik kon daarom gemakkelijk begrijpen dat die zoon vanaf dan alleen nog maar Indonesisch sprak, terwijl hij wel Nederlands kan, ‘beter Nederlands dan ik Indonesisch’, zei Van Dis. Dat moment herinnerde mij aan het verhaal van een oudere Indo die een auto ging kopen. De Hollandse autoverkoper was
na de capitulatie van Japan als vrijwilliger naar Indië gegaan om aan de Politionele Acties mee te doen. Op het uiterlijk van de Indo afgaand sprak hij hem aan met een Van Dis-achtig Nederlands. Dat beviel de Indo niet en die reageerde vervolgens geërgerd met: ‘Ik spreek goed Nederlands, hoor.’
Dat malle gebabbel van Van Dis is echt storend en doet afbreuk aan “Van Dis in Indonesië”. De redactie of de regisseur van de VPRO had daarop moeten letten. Of staat Van Dis niet toe dat ie wordt gecorrigeerd en wordt het maar zo gelaten vanwege de kijkcijfers die de beroemde Van Dis voor de VPRO opleveren?
——
Van Dis in VPRO’s O.V.T. van 8 april 2012: ‘Iedereen zoekt een wortel en is die er niet, dan verzin je er een.’
