Hella S. Haasse
Dane Beerling
Ik gun het Hella S. Haasse dat haar boek OEROEG gratis op grote schaal, via “Nederland Leest”, verspreid wordt ten einde iedereen in Holland aan het lezen te krijgen en aan het discussiëren. In Oeroeg gaat het, eenvoudig gesteld, om de vriendschap van een Hollander en een Indonesiër, om de cultuurverschillen tussen hen. Philip Freriks mocht de eerste exemplaren uitdelen.
O.m. aan Yvonne Keuls die een bewerking van het boek gemaakt heeft voor Willem Nijholt die daarmee op tournee gaat. Ook hij kreeg een Oeroeg van Freriks, evenals de schrijver Abdelkader Benali die uit Marokko afkomstig is. “Nederland Leest” vroeg hem vanuit Marokkaanse invalshoek een essay te schrijven over „vriendschap en cultuurverschillen”. Dit essay verschijnt in de speciale handelseditie van Oeroeg, die naast de gratis editie verschijnt. De inmiddels 91-jarige Hella S. Haasse kon niet aanwezig zijn.
Yvonne Keuls, ze kwam als zevenjarige naar Holland, vertelde dat ze graag ook een bewerking van Oeroeg had gemaakt waarin de Indonesiër Oeroeg aan het woord is. Zij meent dat van de kant van Oeroeg er geen sprake was van vriendschap, gezien het feit dat ze, Keuls, de Indonesiërs kent. Hella’s Oeroeg blijft aan de oppervlakte, gaat niet de diepte in, meent Yvonne Keuls. Waarmee de discussie, die al vele jaren geleden na verschijning van Oeroeg ontstond, opnieuw is begonnen.
Mij gaat het in de volgende stukken van mijn hand, jaren geleden al gepubliceerd, om het ontbreken van het Indische van het “Indisch meisje” en (later) “Indisch creoolse” Hella S. Haasse.
HELLA
deel 1
Enkele fragmenten uit mijn openbare lezing “Indisch zijn of niet Indisch zijn, dat is de vraag” van 23 april 1994 in De Sierkan in Den Haag en enkele maanden later o.m. op de Pasar Malam Besar. Ook opgenomen in mijn boek Over Indischen gesproken (zie onze pagina Boeken & CD).
(…)
BLIJVEN WIE JE BENT
Aan de benamingen totok, totok baroe, Indo en Indisch is door Hella Haasse nu ook Hóllands Indisch toegevoegd. De halfbloeden hanteren, naast Nederlander, nog steeds de aan hen in het verleden gegeven benamingen Indo en Indische Nederlander. (…).
Ik weet niet of het waar is, maar vaak wordt gezegd dat Hollanders er behoefte aan hebben om alles en iedereen in hokjes te plaatsen. Gezien het bovenstaande aspect van de geschiedenis van het voormalige Nederlands-Indië zou je zeggen van wel. In ieder geval hadden de Hollanders dáár wel die hokjesgeest.
Niet zo verwonderlijk misschien die indelingsdrift van Hella Haasse. Als ze, en met haar Rudy Kousbroek, er persé behoefte aan heeft om zich van de andere Hollanders te onderscheiden, waarom noemt ze zich niet ’totok creool’? De Indo’s kunnen zich dan gewoon weer Indisch noemen. Volbloeden blijven nu eenmaal volbloeden en halfbloeden halfbloeden. Of zoals de Indo journaliste Lilian Ducelle Rudy Kousbroek voorhield: ‘Een poes die in de oven kruipt omdat ze de warmte aangenaam vindt, wordt daarin geen broodje. De jongen die ze daarin werpt worden dat ook niet; zij blijven katten.’
(…)
DE VERHOUDING TOT HET VOORMALIGE NEDERLANDS-INDIË
Ik kom nu aan het tweede deel van mijn lezing. Hierin wil ik het met u hebben over het inpassen van het Indisch zijn en over de misvattingen daarover.
Ik wil beginnen met een stelling van Joop van den Berg die hij een paar maanden geleden (nu anno 2009, jaren geleden inmiddels) poneerde ten overstaan van een overwegend Indo publiek, en waarmee hij ook een duit di dalam kantong (duit in het zakje) deed bij het beschouwen van wat Indisch zijn is.
Zijn stelling luidde: ‘De mate van Indisch zijn wordt bepaald door de verhouding die je tot dat land, het voormalige Nederlands-Indië, had.’ Aan zijn stelling ontleent de totok Joop van den Berg ook zijn mate van Indisch zijn, zo was de conclusie van zijn gehoor.
Indien je ertoe in staat bent om Indisch zijn los te koppelen van de toen heersende indeling (…) dan is daar geen speld tussen te krijgen. Dan behoort het Indisch zijn toe aan Indo’s en totoks. Maar ik betwijfel de mogelijkheid van het loskoppelen. Het zou dan net zijn alsof je, door een paar bladen uit een geschiedenisboek te scheuren, de geschiedenis kunt beïnvloeden.
Als het inderdaad zo is dat Indisch zijn bepaald wordt door de verhouding die je tot dat land had, dan is het eenvoudig om, de redenatie volgend, te opperen dat die verhouding tevens afhangt van de positie die je er had en dat er verschillen zijn in Indisch zijn.
Dát nu was naar de mening van Joop van den Berg niet juist, meer nog, of moet ik zeggen erger?, hij vindt die conclusie ‘typisch Hollands’. Hij bedoelde daarmee dat het typisch Hollands is om onderscheid te maken tussen de ene en de andere groep. Wij allen, Indo’s en totoks, die een verhouding hadden met Nederlands-Indië, zijn allen Indisch. Om daar verschillen in aan te brengen, die hokjesgeest, past Indischen niet. Meent hij. Tja…
Het is een schot voor open doel als ik zeg dat ik het juist ’typisch Hollands’ van hem vind om als volbloed Hollander zich te willen onderscheiden van de andere volbloed Hollanders hier (in Nederland).
Is Joop van den Berg Indisch? Dus een Indische jongen zoals Hella Haasse een Indisch meisje was? Of is Joop van den Berg een Hòllands Indische jongen zoals Hella Haasse een Hollands Indisch meisje is? Moeten we dat zo genuanceerd zien? Wah, mulik dong! Nog moeilijker wordt het als Joop van de Berg – enkele jaren daarvoor nog maar – tegen Wim Bosboorm zei, in de radiorubriek “Met het oog op morgen” zei: ‘Ik ben geen Indische jongen.’
Louter omong kosong (gezwets). Datzelfde geldt Hella Haasse. Zij werd op TV door Philip Freriks aangekondigd met: ‘”De Indische schrijfster Hella Haasse”, want de eveneens Indische Rudy Kousbroek zegt dat!’ Een aankondiging waar m’n nieuwsgierigheid wel door werd gewekt. Niet eerder ontdekte ik daar iets van, maar eindelijk zou Haasse mij inzichtelijk maken welke meerwaarde haar Indisch zijn in haar werk oplevert. Want waarom anders zo’n aankondiging, hé? Daarmee wek je de verwachting dat het Indische en het schrijverschap van Hella Haasse niet van elkaar te scheiden zijn. De belangrijkste reden van haar TV-optreden dus (…). Die méérwaarde is typisch het spoor waarop ik sinds lang zit.
Zou Hella Haasse eindelijk duidelijk gaan maken dat haar Indisch zijn niets te maken heeft met alleen maar een etiket? Want Indisch zonder méér is louter een tjap of, om met de legendarische moppentapper Max Tailleur te spreken: een merk op het loodje van een darmloze worst waar de vulling aan ontbreekt. Helaas, zelfs de beschrijvingen van landschappelijkheden, van het oerwoud, van de blote voeten waarop zij liep, waren beschrijvingen van iemand die ernaar kéék, vanuit de optiek van de beschouwer, en zeker niet vanuit iemand die er déél van was. In haar beschrijvingen ontbrák het Indische (3 jaar later laat Arthur Japin in zijn DE ZWARTE MET HET WITTE HART, Prins Kwasi ongeveer hetzelfde zeggen, zie aan eind van dit deel van mijn artikel*). Zo draagt Hella niet bij aan het integreren van Indisch zijn in haar werk en nog minder daarvan in de maatschappij. Zo is het oppervlakkig en niet meer dan koketterie.
Letterlijk ontstaat over Hella Haasse’s Indisch zijn tussen haar en Philip Freriks de volgende dialoog: ‘U gaat uit Indië weg, dan ontstaat er een soort gespletenheid, want u wordt nooit helemaal een Hollandse en u bent niet helemaal een Indische’, zegt Freriks. Hella Haasse reageert: ‘Nee, helemaal níet zelfs! Maar ik ben wel een Indisch meisje, een Hòllands Indisch meisje. Ik ben zeer geroerd en getroffen en dankbaar dat Rudy Kousbroek het zo onder woorden heeft gebracht.’ Waarop Philip Freriks zegt: ‘Ja…ja, u heeft, wat dat betreft, een authentiek etiket opgeplakt… of een etiket van authenticiteit.’ Waarna over Indisch zijn door beiden niets meer wordt gezegd.
Einde HELLA deel 1.
*Arthur Japins Prins Kwasi: “De Europeanen die geen bloedband hadden met de autochtone bewoners van Afrika, wel of niet daar geboren zijn, waren toeschouwers ontroerd door een toneeldecor. Voor hen was Afrika een luxe, de cultuur van Afrika een fenomeen die opgemerkt kon worden. Afrikanen waren het ´product´ van die cultuur.” D.B.: Dat was in indië toch niet anders?
HELLA
deel 2
HOLA HELLA en Indische gelijkenissen. Uit: Tjabé Rawit Spésial nr. 33 / januari 2003 door Dane Beerling 2002/2003.
De Hollandse schrijfster Hella S. Haasse ken ik als iemand die er voortdurend treurig over is dat Indischen haar nooit als Indisch hebben beschouwd: ze heeft er nooit bij gehoord. Alleen Rudy Kousbroek vond en vindt van wel, maar die kan je over dit onderwerp niet serieus nemen, hij is een totok met precies dezelfde treurigheid. Van alles deed ie om toch vooral te worden onderscheiden van de andere totoks in Holland, in de hoop niet te worden onderscheiden van de Indischen: de Indo’s.
Kousbroek titelde ‘ns een boek met “Negeri pan Erkoms” (een mal soort variant op Ed. du Perrons “Land van Herkomst”). Wat pathetisch! Iemand zei daarover: “Die moet zich ook in allerlei bochten wringen om een stukje van de Indische taart te kunnen bemachtigen.”
Kasian Rudy. En Hella.
Maar Hella heeft er wat op gevonden. In 1994, in een lezing over Indisch, stelde ik voor dat de in Indië geboren totoks zich totokcreool zouden noemen. Dat werd door totoks niet in dank afgenomen. Ook al zeiden ze dat niet, ik begreep best dat die titel een zwarte tint voor ze had. Maar dat is een kwestie van wennen. Indo was vroeger ook een scheldnaam, maar nu noemen zelfs totoks zich Indo, zoals Wieteke van Dort. Hella S. Haasse heeft tenslotte wel veel leren begrijpen. In De Volkskrant van 1 november (2002) titelt ze zichzelf met creool. Ofschoon ze nu creool nog laat voorgaan door ‘Indische’. Maar ik beschouw dat als een soort laatste stuiptrekking. Straks gaat het gewoon om totokcreool, of belandacreool.
Had ze tot nu toe Indo’s alleen maar afgekat, in haar boek Sleuteloog, gaat het, bij wijze van Wiedergutmachung zeg maar, over een Indisch en een totok meisje die vriendinnetjes van elkaar zijn. Nou, niet echt boezem tuurlijk. Het Indische meisje gedraagt zich lange tijd afstandelijk ten opzichte van de totok. Ook haar familie geeft van tijd tot tijd af op totoks. Het totok meisje snapt er de ballen van. Wat ik heel trefzeker van Hella vind. Ik bedoel dat nogal wat totoks er de ballen van snapten hoe Indo’s zich voelden. Andersom is het vaak niet anders. Zo snap ik er helemaal niets van als een totok uit Indië zegt: “Ik wou dat er bruinsel bestond dat je in je lichaam kon spuiten en bruin worden, dan zou ik écht Indisch zijn.“ Echt gebeurd.
“De totokse was geschokt dat haar Indische vriendin Dee, haar soms haatte, om wat ze in Dee´s ogen was. Maar Herma, de totokse, herkende zichzelf daarin niet. Zij wilde altijd halus zijn, beleefd, bescheiden. Dee vond dat aanstellerij”. Zo staat in Sleuteloog van Hella Haasse. Volgens haar is dit autobiografisch. Ik begrijp Dee heel goed. Halus, beleefd, bescheiden moet je niet willen zijn, maar dat ben je. Of niet, tuurlijk.
Rob Nieuwenhuys noemde Hella Haasse, vanwege haar boek Oeroeg, ´slim´. Hij was kundig op vele terreinen, maar zeker als het om mensenkennis gaat. Slim. Zeker.
Hella Haasse speelde in Holland gewoon door toneel terwijl haar joodse collega´s dat van de Duitse bezetter niet meer mochten.
Er waren destijds acteurs die actie voerden tegen de bejegening van hun joodse collega´s. Hella keek een andere kant uit. Later gevraagd daarover, gaf ze als antwoord dat ze natuurlijk wel moest eten. Haar joodse collega´s niet? Nee, die werden tenslotte weggevoerd om te worden afgemaakt. Ik zou Hella hierom nooit iets willen verwijten, maar de dingen een beetje in evenwicht brengen wil ik wel. Indo´s waren, in tegenstelling tot totoks, slecht voor hun Indonesische bedienden. “Dat was algemeen bekend”, volgens Hella Haasse. Maar zij, Hella, de totokse, had al vroeg, al vóór WO II, het besef dat Indonesiërs het recht hadden op hun vrijheid. Hadden de joden dat niet? Solidariteit opbrengen voor het ene volk, de Indonesiërs, vanaf een grote afstand, namelijk vanuit Holland nu, maar dat niet opbrengen voor het andere volk, de joodse collega´s vlak om haar heen. Echt indrukwekkend is dat niet, toch?
Hoe hef je het verschil nog meer op tussen Indo´s en totoks, in Hella S. Haasse´s geval haar handelwijze in bezet Nederland en die van de Indische vriendin in haar boek in het bezette Indië? Domweg door van het Indische meisje een beetje haar spiegelbeeld te maken. De Indische is weliswaar niet blijven toneelspelen in de oorlog, maar ze is wel een intieme relatie aangegaan met de vijand, een Japanner. Althans dat is de indruk die ik krijg van de recensie in De Volkskrant over Sleuteloog. De totokse, hoogbejaard inmiddels, ontmoet een Japanse industrieel.
“Via hem heeft jeugdvriendin Dee haar willen vertellen dat de Japanner haar zoon is”.
De totok Hella Haasse en de vriendin van Indo afkomst zijn quitte: ze waren alle twee ´fout´ in de oorlog.
Einde HELLA deel 2.
_________