Westcoast

Posted in Artikelen & Actueel Nieuws

WESTCOAST!

Indo-werkgroep Westcoast
Dane Beerling, juni 2003

De stoot tot de oprichting van de Indo-werkgroep Westcoast, een van de werkgroepen van de KJBB, eind 1989, kwam van mij. Het is nog steeds de enige ’ECHTE Indo Club’ tot nu toe. De naam Westcoast werd bedacht door Hans Stadelmann. Ik legde de basis voor een intern blad (anderen gaven het de naam “Apa Kabar?”), voor de Westcoastdoelstellingen, -reglementen, -werkwijze en lanceerde het project “Ons Boek” (Inmiddels door mij geheel gereed gemaakt en losgehaakt van de werkgroep Westcoast, en bij de ‘moederclub’ KJBB ’41-’49 ondergebracht)*. Stichting Het Gebaar heeft via de Ver. KJBB ’41-’49 het Project “Ons Boek” een bedrag toegekend waardoor de realisatie nu kan plaatsvinden. Door de Ver. KJBB ’41-’49 is bedongen dat ik de leiding zal hebben.
*Het project lis opnieuw ter hand genomen!!! Zonder steun van de inmiddels opgeheven KJBB ’41-’49 en verdere steun van Stichting Het Gebaar.
DE GESCHIEDENIS
Frans V., evenals ik een Indo en tevens ‘buitenkamper’, interesseerde mij om voorlichting op scholen te geven via de werkgroep jeugdvoorlichting van de KJBB, ergens in het begin van 1989. Al gauw toog ik met hem ook ‘ns naar de werkgroep Buitenkamp Kinderen (BKK) eveneens een KJBB-werkgroep.
Op die dag waren ongeveer tien Indo’s en één totok (volbloed Hollander) bijeen, de laatste had de leiding. Frans en ik wezen er onmiddellijk op dat het accent op de Indo’s diende te liggen waar het de buitenkampsituatie betreft. En feitelijk ook geldend voor de geschiedenis van Indo’s in het algemeen. Het werd zo’n beetje het startschot voor een pittige, ruzieachtige discussie. Ook de Indo’s waren verdeeld.
Eén BKK-kumpulan later gingen Frans en ik er opnieuw heen, deze keer was Frans’ zuster Rita bij ons. Bij de BKK waren nu twee totoks die beiden de leiding hadden. Wij vonden dat opmerkelijk. Immers, er waren tijdens de Japanse bezetting praktisch geen totoks onder de ‘buitenkampers’ terwijl van de Indo’s er ongeveer 200.000 waren, die zaten buiten de kampen omdát ze Indo’s waren (nogeens 60.000 Indo’s zaten in Japanse kampen). Weer ging het mis. Wat vooral kwaad bloed zette bij ons drieën was, dat de tweede totok riep: ‘We zijn allemáál Indo’s!’
Frans en Rita wilden ‘nooit meer’ naar een BKK-kumpulan. Ik ging wel, maar voor de laatste keer en alleen om een Indo-werkgroep op te richten. Rita: ‘Als dat je lukt, word ik lid!’

08LogoWestc Westcoastlogo © Dane Beerling

Ik trof allerlei voorbereidingen om goed beslagen ten ijs te komen en zette wat ik belangrijk achtte op een rijtje. Mij ging (en gaat) het om de perceptie van de Indo vanuit een Indië retro- en perspectief. Niet uit nostalgie, maar, om met Tjalie Robinson te spreken: “Wij (Indo’s) moeten om te weten wie wij zijn en waartoe we in staat zijn ons kunnen afzonderen, onderzoeken, sterk maken en later voor de volle honderd procent actief en nuttig zijn.” Mijn Indoclub moest een werkgroep worden, letterlijk. Niet een club waar je alleen maar komt als je er zin in hebt. Lidmaatschap en ook ‘ballotage’ waren vereisten.

Met het fenomeen werkgroep had ik nogal wat ervaring opgedaan. Ik was lid van de werkgroep “Onderwijs” in de Amsterdamse De Pijp (eind 1960) en had mijn eigen (in 1970 opgerichte) werkgroep Maskers af!, bekend van de slogans “Lazer op met je uitlaatgassen!” en “Loodvrije brandstof. NU!” en van het stadsbevoorradingsplan “Minivrachtvervoer vice-versa”. Ik werkte ook mee met de werkgroep De Lastige Amsterdammer. Maar initiatieven voor Indoclubs waren er ook. Begin 1970 werd ik lid van de beeldende kunst werkgroep Openbare Opdrachten van de Gemeente Amsterdam, en was dat gedurende een vijftal jaren. Tegelijkertijd en ook daarna was ik tevens actief in andere werkgroepen van gelijke aard. In 1972 initieerde ik het plan voor een Indo expositievereniging voor beeldende kunst (Een zelfde initiatief nam ik in 1987). Maar succes had ik niet; ik vond het tamelijk merkwaardig, maar coming out met je Indo zijn toen was nog niet echt in zwang. Pas veel later kwamen Indo’s, waaronder jongeren, wél met hun achtergrond voor de dag.

In 1989 legde ik mijn ideeën voor een KJBB Indowerkgroep aan de Indo Ed Hoeben voor zittend bij hem in de auto toen we (voor mij de derde keer) naar de BKK gingen. Ik dacht dat Ed bestuurslid was van de KJBB, dus kwam dat goed uit. Als ik hem voor mijn ideeën kon winnen zou dat indruk maken. Hij deed aanvankelijk huiverig, maar gaandeweg begon ook hij het nut van het plan in te zien. Hij en ik brachten samen het voorstel in bij de BKK. Niet alle Indo’s zagen wat in een club alleen voor Indo’s.

Tegen de oprichting van de werkgroep Westcoast was heel veel en soms virulent verzet van de kant van bestuursleden en een groot aantal ‘gewone’ leden van de KJBB. Hoe dan ook: het moest eerst aan de leden voorgelegd worden tijdens de aanstaande Algemene Ledenvergadering in 1989. Wat gebeurde. En het werd bijna ‘oorlog’. Het werd echt doodeng soms. In de pauze ontstond bijna handgemeen tussen Wies Van Maarseveen en de Westcoastlid-in-spé (later lid) Ben Grünbergen. Ook na de pauze was er nog ‘oorlog’. Hartverwarmend was wel dat een rij totokvrouwen naar de aanstaande Westcoasters riep: ‘Trekken jullie het je maar niet aan, die lui zijn gewoon jaloers!’
Westcoast werd een feit en de eerste enthousiaste bijeenkomst van een stuk of tien mensen vond plaats bij Ed Hoeben thuis. Frans en Rita V. waren ook van de partij.

Westcoast werd inderdaad een werkgroep. Er was ook direct een blad dat de naam “Apa Kabar?” kreeg, en er werd een redactie gevormd. Onmiddellijk ging ik aan de slag met het op schrift stellen van het project “Ons Boek”. Ik zette ook de conceptdoelstellingen van Westcoast op papier. (Als ik het juist heb, is jaren daarna een deel van Westcoasts doelstellingen ook gaan gelden voor de werkgroep Buitenkamp Kinderen).

Het project “Ons Boek” werd van harte ondersteund door Wim Willems (Studiedagen Indische Nederlanders van de Leidse Universiteit), maar ondervond van de zijde van het bestuur van de moedervereniging van Westcoast, KJBB ’41-’49, slechts tegenwerking.

Dat is nu (2006) anders .

De Indo-werkgroep Westcoast bestaat nog, overigens zonder dat iemand nog de ontstaans-geschiedenis kent, schijnt het, en nog minder wie de initiatiefnemer was, zoals hierboven is geschetst.

De Indo-werkgroep Westcoast voorzag in een duidelijke behoefte, maar er was schroom bij potentiële leden om lid te worden. En nog steeds is er angst om te worden aangezien voor lieden die zich tegen anderen (totoks) willen afzetten. Dat is nooit de bedoeling en de praktijk van Westcoast. In de beginperiode van Westcoast heb ik in een artikel in KAWATBERICHTEN geschreven hoe je Westcoast moest zien (dat zal nog wel ergens te vinden zijn, lijkt mij). Ik herinner mij dat ik Westcoast vergeleken heb met een willekeurig gezin dat in de regel heel goed en gastvrij met de buren omgaat. Iedereen is altijd welkom. Soms komt bezoek niét zo goed uit omdat, net als bij elk ander gezin, soms behoefte is om even en famille te zijn.

Tjalie Robinson was te vroeg en hield het alleen bij de verzuchting: ‘Weet u dat ik altijd verlangd heb (met méér meeliggers dan u wel denkt) om een ECHTE Indo Club te maken met als hoofddoel het ontdekken van de typische eigen Indo-identiteit? Zelfs op het eind van ons bestaan (…) kan nog veel belangwekkends gevonden worden.’*
…………

* Tjalie Robinson is nooit aan zo’n club begonnen omdat hij vreesde daarmee tegen zere benen te trappen. Die ‘zere benen’ bleken er inderdaad te zijn, maar die waren er niet omdat we ertegen trapten. We hebben zelfs nooit teruggetrapt.

Ajo Indo’s (van de KJBB), die ECHTE Indo Club is er, help mee om hem groter te maken en nog meer inhoud te geven.

Hopelijk dat met dit artikel misverstanden, alle misverstanden, met betrekking tot de KJBB Indo-werkgroep Westcoast uit de wereld uit zijn. Let wel: misverstanden over de Westcoast uit 1989.

Ik heb al jaren geen bemoeienis meer met de werkgroep Westcoast, evenmin met de (inmiddels opgeheven) KJBB ’41-’49. De Werkgroep Westcoast bestaat nog wel, maar het karakter is niet meer zoals ik dat hierboven heb beschreven. De werkgroep heeft een zelfstandige status en opereert nu meer als zelfhulpgroep.

N.B.:

In Tjabé Rawit Spésial nummer 44 (mei/juni 04) schreef ik over de uitdaging van Hans Plas, om op zijn “De heilige plicht van de geschiedschrijver” te reageren: moedig “al bezit je geen volbloedigheid”. Ik zette onder meer de beroemde schrijver, schermer en omeletspecialist Alexandre Dumas tegen hem in. Een iets kortere versie daarvan gaf ik aan De Gordel van Smaragd. Die in nummer 3/2004 werd geplaatst. Maar, á la Willem Duys, in zijn radiorubriek voor de AVRO van jaren geleden waarin hij, zonder dat de AVRO dat controleerde, leugens vertelde, heeft eindredacteur Plas mijn stuk in dezelfde De Gordel van Smaragd ‘becommentarieerd’ en er meteen onder gezet “discussie gesloten”.

Ergens in zijn commentaar staat: “Mijn volbloed tante, bijna doodgeslagen in Tjideng en mijn oom, haar man, bijna gestorven aan de Birma spoorweg mogen niet samen naar jouw (Dane Beerlings) West Coast club. Omdat zij een volbloed Belanda is.”

Dat liegt ie. Hem is persoonlijk uitgelegd wat Westcoast (ja, één woord) is, en dat volbloeden, zoals zijn tante, van harte welkom zijn op de open dagen van de Indo-werkgroep Westcoast. Maar niet als de werkgroep aan het werk is, onderzoek aan het doen is.

(Voorzover ik weet, als gezegd: ik ben al lang geen lid meer, gaat het nu bij de werkgroep Westcoast anders toe, is Westcoast meer een zelfhulpgroep geworden en minder of niet een werkgroep in de trant als Tjalie Robinson dat omschreef: zie hierboven vanaf onder het Westcoastlogo. Die verandering, met het accent op het bieden van hulp aan elkaar, zette zich in vanaf dat Wim Young de leiding van Westcoast op zich nam. Vanaf toen werd ook afgezien van het steeds laten rouleren van het ‘voorzittersschap’ van de kumpulans).

Plas’ houding is te vergelijken met een bokser die, tegen beter weten in, denkt zijn zwakte te kunnen compenseren met heel veel hol geschreeuw. Zijn wilde slagen missen doel. Uit angst voor de onherroepelijke fatale tegenstoot van zijn, uit eerzucht door hem zelf uitgedaagde tegenstander, speelt ie vals: hij seint naar de tijdwaarnemer dat ie op de gong moet slaan, vér voor de ronde is afgelopen. Vrij vertaald in Plas’ woorden, heet dat: “discussie gesloten”.

__________